aandrift eveneens van nature eigen zijn, als een eigenschap, maar alleen bij den Germaan valt zij samen met het wezen-zelf van zijn ras-ziel. Andere volken kunnen zich de waarden, door het Germaansche levensbewustzijn veroverd, toeëigenen, ermede vertrouwd raken, maar alleen bij den Germaan komen deze waarden rechtstreeks voort uit den diepste levensdrift van zijn ras. In den Germaan kan deze levenstrots en levenswil worden vernield, doch als de stem van dezen levenstrots opnieuw opklinkt, weet hij, weten de edelsten, weten de nog ongeschondenen van het ras, dat de stem van hun diepste zelf spreekt, dat zij met die stem tot hun eigen zelf, tot hun laatsten ernst inkeeren, terug-keeren, dat zij, eindelijk, huiswaarts keeren.

    Deze ernst nu, deze wil tot vrij en eervol leven, is tevens datgene waarom het in het menschelijker leven gaat; deze aandrift beantwoordt aan de diepste aandrift van het menschelijke leven. Bij andere volken moge deze aandrift groote en bepalende daden kunnen oproepen, bij den Germaan echter is zij, gelijk wij zeiden, bepalend voor zijn wézen, is zij zijn wezen-zelf: essentieel, en daarom durend-dynamisch, onuitroeibaar en onbezweerbaar — onbezweerbaar ook gericht op de essentialia van het menschelijk bestaan. En omdat die wil tot vrij en eervol leven zijn wezen-zelf is, daarom vertegenwoordigt de Germaan, als die wil wordt aangerand — en eeuwenlang en op alle gebieden van het menschelijke leven is de Europeesche mensch geknecht — een onbezweerbaar VERZET. En omdat in hem, juist in hem, de onbezweerbare dreiging voorhanden is dat het natuurlijke leven zijn rechten herneemt, daarom werd hij, juist hij, eeuwen lang bestreden, vernederd, geknecht — en wel door allen die bij een vrij en opgericht menschelijk leven geen belang hebben en daarvan niet ,,gediend” zijn.



    In hem toch protesteert geen theoretische correctie, geen doctrine, geen ideologische abstractie, geen sociale constructie die leven moet worden, geen staatkundige conceptie die werkelijkheid moet worden; in hem revolteert, fundamenteeler, het leven-zelf, de ziel-zelf van den mensch, de ziel die zichzelf wil zijn, haar eigen gestalte, en al het andere gestalte van haar. Hij vertegenwoordigt geen correctie, van het uiterlijk eener samenleving, doch een (durend werkzame) herwaardeering, ingrijpend en essentieel, der normen, en dan niet slechts een herwaardeering van de normen, welke voor het natuurlijk gemeenschapsleven geldend werden en fnuikend bleken, doch ook van de godsdienstige en wijsgeerige. En heel deze bedrijvigheid, zich uitstrekkend over alle gebieden van menschelijk leven, wordt voortgestuwd en voortgedreven door den wil tot vrij en eervol leven. Maar juist omdat bij den Germaan, en alleen bij hem, die diepste aandrift van het menschelijk leven, n.l. de wil tot vrij en eervol leven, volstrekt samenvalt met den wil van de Germaansche ras-ziel, de ziel-zelf van het Germaansche ras is, daarom ook was de Germaan niet alleen gedoemd om, door alle weerstanden heenbrekend, zichzelf, de waarden die hij vertegenwoordigt, tot gelding te brengen, maar van meet af bestemd eenmaal de leidende mensch te worden, - de leiding in handen te nemen.
    Er is nog een tweede opmerkelijk feit. Was de Germaansche mensch krachtens zijn wezen bestemd eenmaal de leidende mensch te zijn, de feiten dwingen hem thans die leiding in handen te nemen. Zijn recht werd plicht. Omdat de scheppingskracht der latijnsch-christelijke cultuur, die tot dusver de Europeesche cultuur bepaald heeft, is uitgeput, omdat dié phase der Europeesche cultuur voltooid (en tevens vernield) achter ons ligt — en reeds zeer lang, zonder kans meer zich nog te hernemen; omdat, nu de scheppingskracht der latijnsch-christelijke cultuur bezweken is, de eenige redding der Europeesche cultuur het doorbreken der Germaansche scheppingskracht en het gestalte krijgen der Germaansche wereld-visie is. De latijnsch-christelijke cultuur kan zich niet meer hernemen,

















aangemaakt: 17-07-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 22-10-2012