Uit: VOLK EN VADERLAND 3 JULI 1942, 10e JAARGANG No. 27?



De tijd werkt voor de scheppende idee, de eenigen, die haar verhinderen kunnen, zijn zij, die haar moeten vertegenwoordigen

WIJ zijn het niet, die een volk, een tijd rijp maken voor een politieke idee, een staatkundige conceptie, een sociale orde; het is allereerst d e t ij d, het toenemen der nood, dat een volk rijp maakt om zijn werkelijke redding te verstaan en te aanvaarden. De stilte rond een scheppend idee, de haat ook waarmede zij bestreden wordt, behoeft ons niet te verontrusten. Het is alles van geen tel, — omdat het niet beslissend is. Beslissend zijn tenslotte heel andere zaken (doch daarover aanstonds).

     Het is het toenemen van de nood, dat een volk rijp maakt. Langen tijd echter is de menigte zich geen nood bewust; en begint zij, eindelijk, het naderen eener crisis te vermoeden, dan verstaat zij die crisis toch altijd slechts partieel, gedeeltelijk, láát en slechts in zoverre zij er zelf de dupe van werd.

     De scheppende voorposten van een volk echter v o o r z i e n een nood en o v e r z i e n het totaal van dien nood: zijn vele aspecten en zijn vele oorzaken; zij beseffen reeds de fatale eind-phase als de menigte zich nog maar nauwelijks een gevaar bewust is, ja, als zij datgene wat haar ondergang wordt nog als haar ,,redding” begroet. Hun bezorgde geest arbeidt, concipieert, schept; zij zinnen op redding, en lang vóór de menigte haar eerste vermoeden krijgt van een ophanden catastrofe, zijn in hun geest de reddende denkbeelden ontstaan: groote en vermetele concepties, groote perspectieven en, tenslotte, ook de synthese — en deze helder, fonkelend, hard, en eenzaam. Doch deze vermetele realisten 1) werden langen tijd, levenslang vaak, en vaak ook langer nog dan levenslang, niet verstaan. Langen tijd, levenslang vaak, en vaak langer dan levenslang zijn zij uitgestootenen, geridiculiseerden en degenen die het heftigst bestreden worden — eenvoudig omdat zij antwoord zijn op het totaal der nooden, en het totaal der nooden niet verstaan en niet geloofd wordt. De menigte ziet de nood partieel, en zij hecht derhalve slechts geloof aan partieele oplossingen, — die echter nooit oplossingen zullen blijken.

     De niet-partieele oplossing, het vermetele realisme van haar scheppende voorposten ondergaat de menigte, langen tijd, enkel en alleen als irreëel gezwets-in-de-ruimte, als een weinig actueel ,,idealisme”, ten opzichte waarvan men met een schouderophalen en een glimlachje volstaan kan. Er is een muur tusschen de menigte en haar redding, en deze muur is niet te slechten. Geen bewijsvoering, geen betoog, geen logica, geen hartstocht en geen liefde overtuigen; de menigte en haar partieele visie houden onberoerd en gelijkmoedig tegen dit alles stand. Alleen d e t ij d geeft den ver-zienden gelijk, maar ook niets anders. Deze waarheid, eenmaal begrepen, vervult den gerichten mensch niet met een wanhopig besef van machteloosheid, integendeel: zij is zijn zekerheid die geen ontmoediging, geen verzwakken der strijdbaarheid meer zal kennen. Hij heeft zijn machtigsten bondgenoot gevonden. Hij weet thans wat hem te doen staat.
     Wát staat hem te doen?

     ZOOALS maar één ding wáár kan zijn, zoo kan ook maar één waarheid, één idee, één synthese waarachtig reddend worden voor een volk. Er is maar één sociale ordening, die het maatschappelijk probleem, zooals het zich in een bepaalde historische phase onvermijdelijk stellen gaat, oplost. Er is maar één staatkundige constructie, die werkelijk scheppend is, realistisch en tegelijk ver-ziend: het juiste antwoord op een juist beoordeelde historische phase. Er is ook maar één juiste (d.i. reddende) s t r ij d-methode, één methode, waardoor het gestelde doel bereikt kan worden (dichtst banaderd). Van al deze zaken zijn er geen twee, geen drie, maar is er slechts één voorhanden. De rest is gedoemd in het honderd te loopen en — de toekomst van een volk — in het honderd te sturen.

Maar die eene reddende en realistische toekomst-conceptie en die ééne realistische, eenig-effectieve strijd worden niet als reddend verstaan. Gelijk ik reeds zeide: omdat zij een antwoord zijn op het t o t a a l der nooden, en het totaal der nooden niet verstaan en niet geloofd wordt door de menigte. De menigte wil wel strijden, en zij s t r ij d t ook (verwoed zelfs, maar ook altijd: verblind), doch in haar strijd speelt dé



















aangemaakt: 17-07-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 17-10-2012