terug naar homepage

Vertalingen
van
Henri Bruning

Enkele boeken zonder naamsvermelding,
een paar onder zijn eigen naam
de meeste echter onder het pseudoniem

Jules Verstraeten
Henri Bruning op zijn werkkamer

klik een boek aan voor meer informatie

(1931) Mgr. Bougaud: H. Monica, vertaling: Henri Bruning (G. Mosmans Zoon) (1941) Theodore Maynard: Franciscus Xaverius, Nederlands van Henri Bruning (Het Spectrum) (1943) W. von Scholz: Plicht, vertaling van Henri Bruning (Holle & Co) (1943) Hans Franck: Eiland in de Zuidzee, vertaling Henri Bruning (Holle & Co) (1951) Pierre-Henri Simon: De wrange vruchten, vertaling J. Verstraeten (H. Nelissen) (1951) Frank S. Stuart: Bijenstad (H. Nelissen) (1955) Friedrich Hölderlin: Empedocles op de Etna, vertaling en voorwoord door Henri Bruning (Lannoo) (1955) Georges Duhamel:  Meneer Felix schrijft zijn biecht, vertaling Jules Verstraeten (H. Nelissen) (1956) Prof. Albuin Mair unter der Eggen: Wonderwereld der natuur Deel I, de Kosmos (J.J. Romen & zonen) (1956) Prof. Albuin Mair unter der Eggen: Wonderwereld der natuur Deel II, Plant en Dier (J.J. Romen & zonen) (1956) Prof. Albuin Mair unter der Eggen: Wonderwereld der natuur Deel III, de Mens (J.J. Romen & zonen) (1960) Yoshiro Nagayo: De bronzen Christus, vertaling J. Verstraeten (H. Nelissen) (1960) Prof.Dr.K.H. Schelkle: De bijbel over Maria, vertaling J. Verstraete (J.J. Romen & zonen ) (1961) H. Schürmann: Het gebed des Heren, vertaling J. Verstraeten (J.J. Romen & zonen ) (1962) Romano Guardini: De betekenis van de Kerk, vertaling Jules Verstraeten (Lannoo) (1962) Otto Semmelroth: Over de betekenis der sacramenten, vertaling Jules Verstraeten (J.J. Romen & zonen) (1963) B. Goebel: Langs zeven treden naar het altaar, vertaling Jules Verstraeten (J.J. Romen & zonen) (1963) H. Dallmayr: De zeven luchters, vertaling Jules Verstraeten (J.J. Romen & zonen) (1964) Prof. Josef A. Jungmann: Geloofsverkondiging en bijbel, vertaling Jules Verstraeten (J.J. Romen & zonen) (1964) Don Borrelli: De straatlantaarn en de sterren, vertaling J. Verstraeten (H. Nelissen) (1965) Joseph Roth: De geschiedenis van de 1002e nacht, vertaling J. Verstraeten (H. Nelissen) (1965) John. M. Todd: Maarten Luthe, vertaling Jules Verstraeten (J.J. Romen & zonen)r (1965) Edita Morris: 
Het zaad van Hiroshima, vertaling Jules Verstraeten (H. Nelissen) (1966) Primo Levi: Het oponthoud, vertaling Jules Verstraeten (H. Nelissen) (1967) W. Harrington o.p.: Hij sprak in parabels, vertaling Jules Verstraeten (H. Nelissen) (1970) Morris West: Kinderen van de zon, vertaling J. Verstraeten (H. Nelissen)


Al in de jaren vóór de oorlog moet er meer vertaalwerk geweest zijn, maar dat is mij nu nog niet bekend.

Ik ken van Jacques Leclerq zo weinig, eigenlijk alleen het ene boek dat ik van hem vertaalde, vele jaren geleden. ()

Welk boek zou Bruning bedoelen? Een boek van Leclercq komt in ieder geval nog niet voor in bovenstaand overzicht.

Als we de lijst met zijn vertalingen bekijken, dan zien we dat het vertaalwerk vanaf ongeveer 1955 een steeds noodzakelijker vorm van levensonderhoud wordt. Hoewel de meeste van de volgende kanttekeningen betrekking hebben op zijn ervaringen rond het vertalen van het werk van prof. Albuin Mair unter der Eggen, drie delen wetenschappelijk werk van elk meer dan 400 pagina's, meen ik te mogen stellen dat het andere vertaalwerk, een enkele uitzondering daargelaten, hem nauwelijks minder zwaar viel

"een­voudig hierom, dat ik nog iets anders ben dan vertaler. Ik heb ( ) de redeloze en onbezweer­bare hartstocht in me van het creatief werkzaam willen zijn, en dat is iets dat ik evenmin buiten mezelf kan stellen of in mezelf uitroeien als een schilder zijn drift om te schilderen, een musicus om te componeren, een geleerde om zijn wetenschap­pelijk probleem te veroveren etc. Ontneem je hem dat, dan fnuik en breek je hem als mens."


Autobiografische kanttekeningen van Henri Bruning over vertalen en zijn vertaalwerk

In Het goede boek schrijft hij met betrekking tot de kwaliteit van het vertaalwerk:

En een ander gevolg van dien strijd is, dat de kosten van die vertalingen zooveel mogelijk moeten worden gedrukt. En het gevolg daarvan is weer: dat het vertaalwerk maar al te vaak aan ondeskundigen wordt toevertrouwd, aan lieden die noch hun moedertaal noch de taal waaruit zij vertalen meester zijn, aan lieden die een ,,leesbare vertaling” voor weinig geld willen verrichten, en dit laatste slechts kunnen als het vertalen voor hen een aardige ,,bijverdienste” is. En het gevolg daarvan is, dat de werkelijk kundigen, voor wie het vertalen een beroep is, een middel van bestaan, worden uitgeschakeld of voor honoraria moeten werken die beneden alle critiek zijn. Het goede boek blz.30


Tijdens de oorlog had hij ook enig vertaalwerk gedaan:

Dus het werd weer artikeltjes schrijven voor De Waag en (dit keer) voor "de Residentiebode" (een R.K. dagblad, waar ik Louis Thijssen leerde kennen, die na de oorlog naar Frankrijk trok), het vertalen van 2 duitse novellen en 'n tijdje spreekbeurten voor de radio,... ()


Het publicatieverbod dat hem na de oorlog was opgelegd had verstrekkende gevolgen voor Bruning en zijn gezin.

Het rotte, het enig deprimerende was dat ik door dat publicatieverbod materieel volkomen aan de grond zat. Want hoewel vrienden me af en toe hielpen (en éen, na enige tijd, met een maandelijkse bijdrage) en ook gemeentelijke en kerkelijke instanties me te hulp schoten (de gemeentelijke met de verplichting mijnerzijds alles te restitueren na afloop van dat schrijfverbod, - een druk te meer!), zodat ik niet kon zeggen dat ik op zwart zaad zat maar wel altijd: dicht in de buurt ervan. Maar goed, ze hielpen me, en dat gemeentelijke en kerkelijke instanties me hielpen, dat was toch iets waar ik een beetje trots op kon zijn. - Dat gevoelentje werd nog (enigermate) bevorderd doordat ik - ongevraagd - in de gelegenheid werd gesteld aan successievelijk drie kranten bijdragen te leveren (onder schuilnaam vanzelfsprekend), maar daar heb ik weinig gebruik van gemaakt. Het moesten natuurlijk neutrale stukjes zijn en niet aan mijn stijl herkenbaar. Ook was er een uitgever die me onder schuilnaam liet vertalen, karig, erg karig, maar niet omdat hij misbruik wilde maken van mijn situatie, maar omdat dat zijn "gewoon­te" was, - wat ik al van veel vroeger wist (bij ervaring). Niet­temin, hij riskeerde toch iets: op de een of andere manier zou het kunnen uitlekken. Ik liet hem echter schieten toen er op het eind van, of onmiddellijk na, het publicatieverbod een andere uitgever opdaagde die zeker het dubbele of meer nog betaalde. ()

Het is nl. niet zo dat ik het publicatieverbod nooit ontdoken heb. Ik móest wel werk verrichten dat mij verboden was, om de eenvoudige reden dat ik met mijn gezin léven moest. Ik bezit geen bekwaamheden voor de handel etc.; ik kón mijn leven - op die leef­tijd - geen andere richting meer geven; ik was dus wel aangewezen op werk dat mij niet was toegestaan te verrichten, want letterlijk álles dat in mijn lijn lag en waarmee ik iets kon bijverdienen was mij - vertalen incluis - verboden. ()

Reeds had ik me voorgenomen het toneelstuk onmiddellijk na die koortsgeschiedenis opnieuw ter hand te nemen, maar de centen zijn op en bovendien heeft Nelissen me vorige week gevraagd 'n boek van Duhamel te vertalen. Ik heb het maar aangenomen en ben dan 'n paar maanden onder de pannen, tenmìn­ste onder de pannen. Daarna vind ik dan wel gelegenheid het drama af te maken. ()


De geschiedenis van het vertalen van de Wonderwereld

En dan nog een berichtje, waarvan het goede overigens z'n vóor en z'n tegen heeft. Ik heb 'n goede kans, dat ik vertaalwerk krijg opgedra­gen waardoor ik ongeveer drie jaar behoorlijk zou verdienen (het wordt dit jaar beslist, en ik heb alle kans dat ik het krijg). ()

Want er is een brief de deur uit, waarvan het gevolg naar alle waarschijnlijkheid dit is, dat ik gedurende 1½ jaar met handen en voeten aan vertaalwerk gekluisterd ben. (Als het de bedoeling was geweest me voorlopig buiten gevecht te stellen, had men geen vriendelijker oplossing kunnen bedenken, - , maar die b­e­d­o­e­l­ing zat bij de opdrachtgever toch niet voor). Mis­schien is éen voordeel, dat ik op die manier in staat ben binnen afzienbare tijd Nij­megen - die nachtmerrie - de rug toe te keren en me eindelijk voorgoed elders te vestigen. Niettemin: liever in Nijmegen met mijn eigen werk bezig dan elders met vertaalwerk. ()

Die vertaling is dan gisteren door­gegaan, wel later dan ik dacht, maar er moest nog het een en ander bekon­keld met de duitse uitgever, die klaar­blijkelijk nogal hoge eisen had gesteld; en ík was met mijn eisen ook niet bepaald aan de lage kant gebleven. Ze hebben er echter niet op beknibbeld, - alleen de encyclopae­die, die ik voor het werk dringend nodig heb en die ik, méde als ho­norarium­ had ge­vraagd, is gevallen; daar moet ik zelf voor zorgen. ()

Ik had je overigens al eerder willen schrijven, maar ten eerste legt die vertaling zo onmenselijk beslag op me,.. (..) En voor de rest vertaal ik maar; van 's morgens tot 's avonds, en zo dag na dag. Ik moet er niet aan denken dat dit tot Mei volgend jaar kan voortduren. ()

Ik ben na die Groene-affaire zo moe en beu geweest. Ik heb gedacht: laat ik dat vuile wezen dat ik ben maar blijven en niemand met mijn vuilheid lastig vallen; laat ik alle contacten vermijden en - met al dat wantrouwen overal ten aanzien van mijn persoon - voor niemand een bron worden van complicaties en onaangenaamheden. Om die reden heb ik dhr Bakker mijn copie voor Maatstaf teruggevraagd, en om diezelfde reden heb ik er ook van afgezien toen U het boek over Gezelle te zenden. Ik heb me terug­getrok­ken, me begraven in vertaal­werk, wel wetend dat ook dit terug­trekken ten nadele van mij zou kunnen worden uitgelegd. ()

Met het vertaalwerk kan ik het op 't ogenblik wel vinden! Ik doe het nu alleen 's morgens; ik hoop dat ik op die manier toch het werk binnen de vastgestelde tijd gereed krijg (1 April moet het klaar zijn, dit tweede deel althans), maar met dit werk sta je telkens voor verrassingen die dan zeer tijdrovend zijn. Maar tot nu toe gaat het vertalen van dit 2de deel vlotter dan het eerste. En ook doe ik merkwaardige ontdekkingen, heel merkwaardige zelfs; maar dat behoort toch tot de uitzonderingen. Meestentijds is het vreugdeloos mon­niken­werk, dat slechts plichtsgetrouw volbracht wordt. ()

Ik zit nu al weer twee maanden te vertalen, en ook deze maand zal er wel helemaal mee heengaan, maar iedere dag die eraan "gewijd" is, is een volkomen verloren dag. De winst van al dat werk is nihil: men werkt om te eten, en men eet om te werken. 'n Geluk is dat die uitgever - Romen en Zonen - de vriendelijkste en bemin­nelijk­ste en tegemoetkomendste man is die me tot dusver uit de uitgeverswe­reld tegemoet is getreden. Hij is voorkomend, betaalt ruim, haast me niet, hij regelt alles op de voor mij prettigste manier, - maar aan het werk zelf kan hij niets veranderen, helaas; en dat is zwaar, enorm tijdrovend en enerverend, het ligt volkomen buiten mijn belang­stelling en kundigheden, zodat het zoveel meer werk (van voorberei­ding, studie etc.) meebrengt dan welk ander vertaalwerk ook. Na ieder deel neem ik me dan ook voor, de volgende delen terug te sturen maar het einde van het eerste deel was, dat ik weer braaf met het tweede begon, en nu het tweede voltooid is, of nagenoeg voltooid, voel ik wel dat ik weer even dociel met het derde (en laatste) deel zal beginnen, hoewel ik nog vorige week tegen de uitgever zei (hij was hier), dat hij voor dat laatste deel maar naar een andere vertaler moest uitzien. Waarvan hij danig schrok. Er zijn nu eenmaal maar weinig mensen die dat werk kunnen verzorgen, en bovendien is gebleken dat "men" over mijn vertaling zeer te spreken is. Ook denk ik altijd: misschien heeft hij ná dat werk ander en beter werk voor me, en inderdaad heeft hij plannen in die richting. Ook dat doet me telkens weer het hoofd onder het juk schuiven. En mogelijk vind ik in hem een uitgever voor mijn eigen werk. In ieder geval is hij op mijn eerste voorstel in die richting dadelijk ingegaan. Hij zal nu dit najaar mijn bundel "Objectief Brevier" brengen, een verzamelbundel, waarin opgenomen: Fuga (enkele gedich­ten), In Vitro (vrijwel helemaal), Van Ziel en Aarde (in zijn geheel) en een reeks nieuwe gedichten (o.a. "Nocturnes voor mijn vrouw", destijds in Maatstaf gepubliceerd). Hij wil er een bijzonder mooie uitgave van maken. Misschien zijn hier dus, eindelijk, enige vooruitzichten. ()


Objectief Brevier is helaas het laatste boekwerk van Bruning dat door een uitgever is uitgebracht. De drie latere werken zijn uitgegeven bij zijn eigen uitgeverij "Verbum Humanum"; voor meer werk ontbraken hem in ieder geval de financiële middelen. Na de drie delen van de WonderWereld der Natuur volgden nog vele vertalingen omdat dat toch zijn belangrijkste bron van karige inkomsten moest zijn, daar het grootste deel van de uitgevers en anderen uit het literaire circuit zich "onverzoenlijke" naar hem opstelden als gevolg van Brunings houding tijdens de oorlog.

Zijn frustraties met betrekking tot het vertaalwerk en de daaruit resulterende moeite om rond te komen heeft Bruning een hoogst enkele keer geuit, maar nooit publiekelijk.

Laat ik beginnen met het vertaalwerk, naar aanleiding waarvan je schrijft: "omdat je de dingen niet neemt als ze zijn, maar verwerpt en - bevreesd - je tracht te bepalen tot" etc. Ik heb, sedert de oorlog, geen vertaling gemaakt of de uitgever uitte, zeer nadrukkelijk en meer dan eens herhaaldelijk, zijn groot respect voor de wijze waarop ik het gedaan had: of dat nu een roman was of een boekje dat ikzelf volkomen onnozel vond, of een bête manuscript dat ik vorm (en ± inhoud!) moest geven, of een wetenschap­pelijk werk waarvan ik de stof niet beheerste en geheel moest verove­ren. Dat wijst toch minstens al op een grote overgave aan het werk, een zichzelf ervoor geheel inner­lijk vrijmaken, een zich met huid en haar in de dingen gooien. Toen ik dat weten­schap­pelijk werk, van meer dan duizend bladzijden, voltooid had, schreef de uitgever niet alleen dat men niet kon bemerken dat het vertaald was, maar eveneens, dat de deskundige onder wiens supervisie het werk stond, er vrijwel geen term of passage van had behoeven te verande­ren. Je zult begrijpen wat dit zeggen wil m.b.t. een boek van meer dan duizend pagina's waarvan elke bladzijde, of vrijwel elke blad­zijde, andere, en niet geringe, wetenschappelijke problemen mee­bracht; ik heb er met een korte onderbreking meer dan een jaar aan gewerkt, - waarna ik dan ook volkomen overwerkt was. ()

Niettemin en desondanks is dat werk inderdaad en telkens weer een helse beproeving, iets dat me knauwt, opvreet, sloopt. Maar niet omdat ik me, zoals je schrijft "bevreesd tracht te bepalen tot de dingen zoals ze eigenlijk, ideaal gezien, zouden moeten zijn"; ook niet omdat al dat gewroet en geploeter nog minder oplevert dan een vaal bestaans­minimum (wat dit in zijn consequenties betekent kan geen buitenstaan­der beseffen of zelfs maar vermoeden), maar een­voudig hierom, dat ik nog iets anders ben dan vertaler. Ik heb ( ) de redeloze en onbezweer­bare hartstocht in me van het creatief werkzaam willen zijn, en dat is iets dat ik evenmin buiten mezelf kan stellen of in mezelf uitroeien als een schilder zijn drift om te schilderen, een musicus om te componeren, een geleerde om zijn wetenschap­pelijk probleem te veroveren etc. Ontneem je hem dat, dan fnuik en breek je hem als mens. Het behoort nu eenmaal op de meest essentiële wijze tot zijn menszijn. Zou men hem, bij wijze van opbeuring of om andere redenen, wijzen op de bomen "die in alle seizoenen zo diep trouw zijn aan hun bestaan: weerloos en volkomen", dan kan hij, de schilder of musicus die zijn wezenseigen drift niet kan zijn, enkel antwoorden: ook ik ben een boom, maar mijn boom-zijn kan ik niet zijn: ik sta niet in weerloze trouw aan de seizoenen mijn boom-zijn te zijn, ik ben een van zijn takken en bladeren beroofde boomstomp - op een binnenplaats bovendien; ik leef, nog als stomp, even hevig als de boom, maar datgene waarvoor ik leven ben, kan ik niet zijn. Hij zou er nog aan kunnen toevoegen: "ik aanvaard dat wel, - maar praat me niet over "bomen" in dit geval."
Ik neem, vertalend, de dingen wel zoals ze zijn, maar als me dit, op de duur, fnuikt, vermoeit en opvreet, dan komt dit primair hierdoor dat ik doorlopend iets moet onderdrukken en uitroeien wat zich geen moment onderdrukken, laat staan uitroeien, laat. ()

De rest, besprekingen, waarderingen etc. zijn wind en lucht en waardeer ik slechts in zoverre ze de verkoop bevorderen d.w.z. meehelpen de materiële mogelijkheid te scheppen iets meer aan die wezensdrift in me, zonder welke ik niets ben, gehoor te geven: iets anders nog te zijn dan een afgeknotte boomtronk op een naargeestige binnenplaats met lege ramen (de binnenplaats van het vertalen, de zorgen, de... de... de... het... het... het etc.) ()

Dank zij vertaalwerk, een bescheiden Rijkssubsidie, mijn medewerking aan tijdschriften, de maandelijkse bijdragen van in­wonende kinderen die ofwel een werkkring hadden of met een rijksstu­dietoelage studeerden, heb ik in de jaren vóór '60 enigszins kunnen rondkomen met mijn gezin, zij 't dan met dat minimum-inkomen, dat ik slechts kan verduidelijken met deze twee minst vernederende feiten: dat we ons al die jaren wekelijks nooit meer dan één keer ('n weinig) vlees bij het middageten konden veroorloven en er voor kleren nooit geld was. Het overige laat zich daaraan wel afmeten. ()

En zo bleef er tenslotte slechts het vertaalwerk, - waarvan de inkomsten [nauwelijks] een minimum-bestaansbasis opleveren - waaromtrent ik dan nog voortdurend in onzekerheid verkeer - ben ik nu al sedert een jaar aangewezen. Men kán op deze wijze niet voort­leven. Men moet leven van niets, of van practisch niets. De ene schuld stapelt zich op de andere. Men leeft in onhoudbare spanningen en er is geen enkel uitzicht. Desondanks heb ik nog 6, 8 maanden beproefd dit bestaan vol te houden. ()


In 1962 had Bruning nog even de hoop dat er langs een andere weg een financiële bijdrage zou komen, zodat hij zich ook nog af en toe geheel aan zijn eigen werk zou kunnen wijden, en om zich met dat eigen werk te kunnen "verweren" tegen de "onverzoenlijken".

Ik zou dan in staat zijn voor mezelf te werken en, daarnaast, het gewone noodzakelijke vertaalwerk te verrichten. Ik wil niet lós van dat vertaalwerk, ik zie er niet tegen op, ik beschouw het niet als een vernedering of beneden mijn waardigheid, en mijn eigen werk wil ik niet enkel verrichten omdat ik het als mijn "roeping" zou beschouwen. Het is anders. Reeds hierom: men kan niet jaren ach­tereen de creatieve spanningen meedragen welke boeken als "Gezelle de andere" en "Vorm­kracht en onmacht" veronderstellen, zonder dat de onmogelijkheid ze in een werkstuk af te reageren ook fysiek fnuiken­de gevolgen meebrengt, en tussen Gezelle en Vormkracht liggen minstens 10 zulke jaren. Bovendien is de publicatie van eigen werk de enige mogelijkheid om het vertrouwen te herstellen dat de "on­­verzoenlijken" om mij heen te niet deden - wat dan de vorm aannam van afweer, afstand houden, zich niet encanailleren, met alle gevolgen van dien. Ook is mijn werk de enige mogelijkheid om aan enige bijverdiensten te komen die mij onafhanke­lijker zouden maken van ándere hulp dan het gewone vertaalwerk, en iets te bereiken of voor te bereiden voor die jaren van ouderdom wanneer ik niet meer vol­ledig over mijn werkkracht beschik, of die bescheiden waardering te verwerven waardoor men ook bij het bedingen van honoraria voor vertaaloprachten in een iets gunstiger positie komt (want ook het omgekeerde is waar: hoe meer ik als letterkundige op de achtergrond geraak, des te ongunstiger wordt mijn situatie als vertaler). Ook leef ik nog altijd in het - toch niet zó onredelijke - vertrouwen, dat er nog eens 'n werk van mij vertaald wordt, in het buitenland verschijnt, en ook op die wijze mijn werk nog een beschei­den bijver­dienste gaat opleveren. ()


Vanaf 1965 was er tenminste de zekerheid van zijn AOW, al was die alléén niet voldoende.
Pas na 1970 kreeg hij de rust van een juist toereikende financiële zekerheid.

Eindhoven, 18-08-2012
Theo Bruning
























terug naar menu
naar volgende pagina

aangemaakt: 27-06-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 14-05-2017