lijst van werken
vorige bladzijde


vorige bladzijde wijde geschiedenis’ wordt genoemd, geschiedenis die ’gezegend ’ is, die beschouwd wordt als door God zelf gezegend, door God zelf gewijd te zijn (hetgeen ook tot uitdrukking komt in de term ’Uitverkoren Volk’). Dat is niet merkwaardig zolang men de geschiedenis van het Oude Verbond (of van het Uitverkoren Volk) laat samenvallen met haar heiligen en aartsvaders en profeten etc., zolang men déze gestalten – deze grote religieuze gestalten – in hun positiviteit, in hun daden van goedheid, beschouwt als ’voorbereiding’ op de komst van de Christus. Maar de historie van het Oude Verbond is nog iets anders. Zij is, behalve de historie van het geheel van het Uitverkoren Volk, óók de historie van allerlei misdrijf, verval, ontaarding, aberratie, verwildering, laagheid, verzet en ontrouw, van de zonde in al haar denkbare onthutsende vormen. Ook die geschiedenis – onlosmakelijk behorend tot de historie van het Oude Verbond – is gewijde geschiedenis, maakt deel uit van, fungeert en heeft een functie in de voor-christelijke heilsgeschiedenis, is voorbereiding geweest op de komst van de Zaligmaker en werd met het woord ’gewijd’ gezegend. Dat deel der historie – zo ontluisterend en bezoedelend – is niet enkel geduld, als het onvermijdelijke vuil langs een weg die dan overigens, waar hij waarlijk voorbereiding zou zijn op de Christus, schoon is geweest; neen, dat deel is zelf gewijde geschiedenis, het behoort er onlosmakelijk en zeer wezenlijk toe, het is zelf eveneens voorbereiding en het werd, door deze opneming in de gewijde geschiedenis, positief gewaardeerd.
    Dit betekent eveneens, dat als de gewijde geschiedenis zich na de komst van Christus heeft voortgezet – en ongetwijfeld: de 20 eeuwen christendom zijn 20 eeuwen gewijde geschiedenis – óók de ontrouw, het kwaad, de verdorvenheid en verdwazing der christelijke wereld tot die gewijde geschiedenis behoort, gewijde geschiedenis is: de gewijde geschiedenis van het Nieuwe Verbond (men moet het betreuren, dat deze zinvolle term, die eveneens en opnieuw de geschiedenis aanduidt van een ’uitverkoren volk’, geen gebruikelijke is en dat we enkel nog spreken van ’kerkgeschiedenis’, een term waarin het uitgedrukte, ’gewijde geschiedenis van het Nieuwe Verbond’, niet tot zijn recht komt en verloren is gegaan).
    Men kan de mens, die het kwade bedrijft, eerbiedigen, in de zin van: met onverminderde liefde blijven bejegenen, en dit niet alleen omdat ons geen oordeel toekomt. Maar in het bovenstaande is er sprake van iets essentieel anders, nl. van een positieve waardering, van het kwaad als deel uitmakend van de heilsgeschiedenis, en zelf heilsgeschiedenis. Hoe is deze positieve waardering, van het kwaad als gewijde geschiedenis, denkbaar, tenzij in het weten dat
    a) alles – het goede čn het boze – het goddelijk plan met deze wereld helpt realiseren; of wij het goede doen of het boze, het boze inplaats van het goede, dit goddelijk plan realiseert zich met ons, via ons; hetgeen tevens betekent, dat niets dit plan tegenhoudt, zijn realisering ophoudt, belemmert – of verhaast;
    b) dat de menselijke geschiedenis, die een geschiedenis is van een wňrden, dus van in zich onvolkomen, d.w.z. in al hun vermogens geschon- volgende bladzijde

118





















volgende bladzijde



aangemaakt: 27-10-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 30-10-2010