lijst van werken
vorige bladzijde


vorige bladzijde de hele mens kan mij in het gedicht gestolen worden als deze zich niet in het gedicht poëtisch realiseerde. Hét is Dantes bedoeling als dichter niet geweest dat ik van hem als mens zou houden, maar van zijn schepping als poëtische prestatie. Zijn enige verlangen is bij wijze van spreken geweest: dat ik dié schoonheid steeds dieper zou doorgronden. Ook God, de Onkenbare, heeft Zich ’kenbaar’ gemaakt in Zijn werken (’kenbaar’ zoals de mens die de dichter is ’kenbaar’ wordt als we niet meer dan één regel, één woord van hem zouden kennen), doch niet opdat wij God als God zouden kunnen gaan kennen en beminnen, maar tenminste deze werken als werken; déze werken die Gods wezen ’bedekken’; déze werken – als een ’teken’, een klein ver teken van Zijn goedheid, die zonder dit teken en dus in wezen ons als mens vernietigt en op de vlucht drijft. In deze werken kunnen wij leven en ademen en gelukkig zijn en liefhebben. God is te groot voor ons. Dat betekent geen afwijzen van God, het is een weten van Zijn Majestas. Ook onze liefde is gebonden aan het ’teken’; zij doorbreekt dit ’teken’ nergens. Zij blijft opgesloten in een voorhof.

18. Als ik aanneem dat deze schepping (de kosmos en alles wat daarin is en leeft) orde is en wijsheid, dan kan de mens toch nooit verder geraken dan een beperkte wijsheid: de mens kan die wijsheid namelijk niet verder doorgronden dan hij als mens kan gaan. En vervolgens: als hij de schepping als orde en eenheid begrijpt, begrijpt hij haar tevens als volkomen gerealiseerde wijsheid. Dit laatste brengt mee, dat de mens aan deze wijsheid geen denk-beelden kan verbinden als: ’déze wijsheid maar dan op uitmuntende, oneindig volmaakte wijze.’ Deze wijsheid is dan namelijk met de orde der schepping in haar uitmuntendheid gerealiseerd. Deze in haar orde gerealiseerde en kenbaar geworden wijsheid als onbeperkte wijsheid, als oneindig te overtreffen wijsheid, als wijsheid die nog vermeerderd kan worden, is een contradictio in terminis. Het is even absurd en onmogelijk als zeggen, bij een voor ons volmaakt gerealiseerde muziek (van Bach bijvoorbeeld): ’deze muziek, maar dan op oneindig volmaakte wijze.’ Wij kunnen aan een volmaaktheid geen andere volmaaktheid verbinden. Deze volmaaktheid heeft zich met deze volmaaktheid volmaakt uitgeput. Onmiddellijk buiten de in de schepping gerealiseerde en daarin volmaakte wijsheid, staat de mens voor een vacuum dat hij niet verder kan vullen. – Wij kunnen God wel wijs noemen omdat de orde der schepping zich aan ons als wijs voordoet, maar aan Góds wijsheid kunnen wij geen andere inhoud geven dan de wijsheid welke zich met de schepping aan óns voordoet.
   Het is waar: hoe meer wij de, zoals wij hier aannemen, bepérkte orde van de kosmos en van al het daarin zijnde doorgronden, hoe groter ons ontzag wordt voor de Schepper. Maar vereenzelvigen we Gods Wijsheid met de wijsheid van het kenbare, dan wordt God, naarmate we die orde binnendringen, ook steeds meer mens dat wil zeggen minder God: hij wordt, steeds meer, overeenkomstig ons.
   Een andere mogelijkheid is deze: dat de wijsheid der schepping ten- volgende bladzijde

243





















volgende bladzijde



aangemaakt: 24-04-2011 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 02-08-2013