Toelichting bij het Commentaar van professor J.H.C. Blom op de dvd “N.S.B.-collaboratie?” Met zijn e-mailbrief van 28 mei 2010 heeft professor Blom gereageerd op mijn, in april aan de landelijke dagbladen toegezonden dvd N.S.B.-collaboratie? Hij geeft er zijn commentaar in op drie punten, te weten:
Hij schreef mij zijn opmerkingen bij gebrek aan tijd heet van de naald te hebben genoteerd, zonder er verder dieper over te hebben nagedacht, zonder nog even op enigerlei punt de literatuur te hebben geraadpleegd, dat ze daarom niet bedoeld zijn onderwerp van publiek debat te worden en dat hij zijn brief daarom niet door mij gepubliceerd wilde zien worden. Omdat hij het auteursrecht over zijn brieven heeft, houd ik mij aan zijn verlangen. Bij vroegere publicatie op internet van mijn correspondentie met hem, L. de Jong en Hermann von der Dunk heb ik altijd eerst hun toestemming verzocht. Die heb ik, met uitzondering van één brief, altijd gekregen. Het is begrijpelijk, dat ik nu juist dit commentaar van Blom buitengewoon graag op het internet zou hebben gezet, omdat ik met betrekking tot hetgeen ik in deze kwestie te zeggen heb, altijd al het commentaar van het NIOD, en met name van de directeur ervan, in die tijd professor Blom zelf, heb trachten te krijgen. In rechtstreekse publiceren zag ik geen heil, omdat mijn eventuele publicatie, naar ik veronderstelde, toch doodgezwegen zou worden.
Een oordeel over hetgeen ik te zeggen meen te hebben had ik dus tot voor kort nooit ontvangen, ofschoon ik het NIOD, de hoogste autoriteit op dit gebied in ons land, volop de gelegenheid heb geboden hetgeen ik te zeggen heb bij voorbaat grondig te weerleggen en mij te laten weten, dat mijn manuscript, mijn artikel en mijn dvd wetenschappelijk gezien rechtstreeks in de prullenbak kunnen verdwijnen. Zelfs dat is niet gebeurd. Maar dat ik mij met dat al niet critisch tegenover mijn eigen historische producten heb opgesteld, kan mij toch niet verweten worden.
Blom beschouwt mij niet als dilettant. Eindelijk bestond de kans dat het door mij veronderstelde taboe op mijn uiteenzettingen zou worden doorbroken en dat ik had bereikt waarop ik uit was en bewaarheid zou gaan worden wat ik daarin al een paar jaar lang beweerd had: 'de liquidatie van een geschiedvervalsend paradigma', respectievelijk het aan de kaak stellen van de grootste geschiedvervalsing uit de Nederlandse geschiedenis, en dat dit nu onderwerp van debat zou kunnen worden. Maar Blom heeft mij met zijn commentaar met een kluitje in het riet gestuurd. Wat mag hij gedacht hebben, dat de zin van zijn commentaar voor mij geweest zou kunnen zijn zonder zijn toestemming het te publiceren? Maar nee, met medewerking van Blom werd deze geschiedvervalsing onlangs alleen maar bevestigd door “De oorlog” van Van Liempt, de film waarin de N.S.B. nog altijd als de grote beweging van het landverraad ten tonele wordt gevoerd, zij het niet meer als de organisatie waarvan de leden allemaal als aansprakelijken voor en medeplichtigen aan de Holocaust te beschouwen zijn. De film werd aangediend als een herziening van het oorlogsbeeld van De Jong en wel op basis van het vele historisch-wetenschappelijke onderzoek dat sedertdien is verricht, maar vertegenwoordigt volgens mij niet meer dan een volgende episode van het, in dit geval onder dit mom, verdonkeremanen van de gigantische geschiedvervalsing die De Jong met zijn geschiedschrijving voor zijn rekening heeft genomen inclusief alle gevolgen die deze op historisch, ethisch, sociaal en politiek gebied tot op heden, bijvoorbeeld in de persoon van Wilders, met zich mee heeft gebracht, en, wat mijzelf betreft, inclusief het leed dat hij daarmee mijn ouders heeft aangedaan. Een recent en opmerkelijk voorbeeld van dit verdonkeremanen is ook de polemiek tussen Meindert Fennema en Anet Bleich over Martin Bosma’s boek De schijn-élite van de valsemunters. De eigenlijke oorzaak van de welwillende en “ontvankelijke” houding van links tegenover de immigranten, mede die uit Turkije en Marokko, verdonkeremanen ze alle drie. (De Volkskrant 2, 11, 12 oktober) Fennema heeft daarbij Bleich in de houdgreep, want als haar generatiegenoot weet hij dat wat hij zelf verdonkeremaant het antwoord is dat hij in feite Bleich lijkt te willen ontlokken, maar nu juist het antwoord is waarvan hij bij voorbaat weet dat Bleich dat uit alle macht voor zich zal houden. Mijn ingezonden brief dienaangaande heeft de Volkskrant niet geplaatst, maar wel naar Bleich doorgezonden. Benieuwd naar haar commentaar. Eens zal, naar mijn overtuiging, het gitzwarte fout in De Jongs geschiedschrijving en het massale grijs uit die van Chris van der Heijden overstraald worden door het verblindende licht van de bliksem, gegenereerd door de dvd “N.S.B.-collaboratie?” met Brunings activiteiten uit het begin van de oorlog. Om dit te bevorderen heb ik op de website van mijn broer Theo en mij de, in mijn brief aan Blom van 2 augustus vermelde, tekst “Opmerkingen van prof. dr. J.C.H. Blom bij ‘N.S.B.-collaboratie?’ met commentaar van Raymund Bruning” gepubliceerd. Daarin heb ik echter de tekst van Bloms brief gewist met telkens de vermelding van het aantal ter plekke gewiste woorden. Uit het door mij toegevoegde commentaar kan de lezer een voldoende beeld vormen van wat Blom telkens in de gewiste tekst naar voren heeft gebracht.
|
aangemaakt: 05-11-2010 |
Copyright © 2010 by R. Bruning |
laatste aanpassing: 20-11-2010 |