Raymund Bruning “Henri  Bruning I” De Groene Amsterdammer 13 juni 1990

 

Robbert Bodegraven constateert in 'Het literaire geweten van de NSB' (De Groene van 2 mei) bij Henri Bruning in de loop van de oorlog een duidelij­ke ideologische ontwikkeling: 'vanaf 1943 (...) radicaliseert Bruning tot een fervent aanhanger van de SS', 'werd zijn fanatisme zelfs steeds radicaler en werd hij lid van de Germaansche SS'. Deze visie vindt zijn oorsprong bij J.J. Kelder, Fr. van den Bogaard voegde er elementen aan toe, A. Venema nam haar over en voor Bodegraven staat haar waarheid nu, zo te zien, als een paal boven water.

De these dat Bruning reeds in de eerste helft van 1943 in SS-rich­ting radicaliseerde, baseert Kelder op één archivalisch gegeven, een brief van 24 juni 1943 aan de redactie van De Waag. Bruning deelt daarin name­lijk mee dat hij nog geen lid was van de Germaansche SS in Nederland, 'al werd dit lidmaatschap wel door mij aangevraagd - zelfs vrij geruimen tijd geleden'. Als dit betekent dat Bruning zijn politieke doel uit het eerste oorlogsjaar - behoud van de zelfstandigheid van ons land - èn zijn Ver­dinaso-ideaal van Dietschland - de samensmelting van Nederland, België en Luxemburg - had ingeruild voor de SS-gedachte van een opgaan van ons volk in een Groot-Duits Rijksverband met verlies van de nationale iden­titeit - een gedachte die hij twee á drie jaar tevoren in een artikel tegen de NSNAP nog grondig beargumenteerd uitdrukkelijk had verworpen - dan is 'radicalisering' als karakterisering van deze ontwikkeling een understate­ment.

Kelder en Van den Bogaard hebben echter het tweede deel van de brief buiten beschouwing gelaten. Daarin is sprake van twee artikelen - een ervan getiteld 'Dietschland - Europa', dat Bruning al eerder aan De Waag had aangeboden. Hij had er zijn politieke houding van dat moment in verant­woord. Volgens de brief beoogden de artikelen duidelijk te maken dat hij de Dietsche kwestie wilde laten rusten, maar slechts voorlopig, en dat het bij hem dus niet om een verraad etc. van die kwestie ging.

Ook maakte Bruning in de brief melding van een gedicht, 'Het Rijk', dat hij na verschijning van beide artikelen wilde aanbieden: de artikelen waren mede bedoeld als rechtvaardiging van dat gedicht. Het gedicht schetst een utopisch beeld van Europa na de Duitse overwinning. Ons land blijkt zijn nationale identiteit niet te hebben verloren: 'Geborgen in 't groot Germaansch geheel en één daarmee rust 't kleine Vaderland', 'het schoon herboren Holland'. Deze idylle vertegenwoordigde een dissident en moeilijk te tolereren standpunt. In de brief van 19 december 1947 aan de rechters van de Centrale Ereraad, die hem drie weken eerder tot zes jaar schrijfver­bod hadden veroordeeld, wijst hij er hen namelijk op dat zij wisten 'dat mijn gedicht "Het Rijk" niet in mijn bloemlezing "Gelaat der Dichters" mocht worden opgenomen, - en dat dit niet mocht van de Duit­schers. (...) Op míjn "Rijk" en míjn propaganda daarvoor, zo schreef ik U in mijn Verweer­schrift, was men klaarblijkelijk toch niet zóó gesteld - bij "het streven naar gewelddadige machtsuitbreiding"; misschien omdat men er lezen kon, en nog wel onderstreept, "dat dit hart (van het Continent, van het Rijk!) overal is en klopt en stuwt en levend houdt" - en dus niet enkel in Berlijn...' - met andere woorden, omdat Bruning met het gedicht demon­streerde géén aanhanger van de SS-gedachte te zijn. Het gedicht werd in 1944 wel opgenomen in de bundel Nieuwe Verten; hoe Bruning zelfs toen nog door het Verdinaso-ideaal geënthousiasmeerd werd, kan Kelder daar in het gedicht 'Wending' nalezen. Had Bruning in de beide, voor De Waag bedoelde artikelen zijn bekering tot de SS-gedachte toegelicht, dan had men ze toch wel gepubliceerd?

Tweede feit dat Brunings radicalisering bewijst, is dat hij in september 1944 als begunstigend lid van de Germaansche SS werd ingeschre­ven. Op basis van een telefoongesprek, door hem in oktober 1985 gevoerd met Hans Klomp, van ver voor de oorlog met Bruning bevriend, deelt Van den Bogaard mee: 'Als vriend van Van der Made deelde hij (Bruning) het stand­punt met hem, dat het Nederlands-eigene de meeste kans op overleven had wanneer men actief zou deelnemen aan de stichting van het Groot-Germaan­se Rijk. Aanleiding daarvoor was een Duitse annexatiekaart die Van der Made bemach­tigd had en aan Bruning voorlegde. Op advies van Van der Made zou Bruning toen in de richting van de SS gezwenkt zijn.' Maar hoe zou Bruning hebben kunnen denken het SS-ideaal te kunnen bestrijden door actief aan de realisering ervan mee te werken?

Bruning zelf heeft gezorgd voor verduidelijking van de mededeling van Hans Klomp en aldus voor de oplossing van dit raadsel. Rond 1980 zette hij namelijk op papier 'waarom ik het laatste jaar van de oorlog lid ben geworden van de SS. (...) Maar op een dag gebeurde er iets dat mij geheel van mijn stuk bracht. Een vriend van me, die SS'er was (Jan van der Made RB), kwam geheel onthutst bij me en vertelde me dat hij een Duitse kaart had gezien waarop het toekomstige Europa stond afgebeeld en daarbij ook Nederland, als grotendeels geannexeerd gebied, waarvan de bevolking (eveneens grotendeels?) naar het Oosten (Rusland) zou worden overgebracht. (...) Voor ons was de vraag, wat nu? Het verder verdommen? Maar dat was zich aan alles onttrekken. Mijn vriend stelde voor: infiltratie van de SS. Bij een overwinning van de Duitsers zou alles wat zwak was, worden weg­gevaagd of zichzelf verkopen, de NSB was politiek te zeer een gemoedelijke en ongeorganiseerde groepering om daarvan veel te kunnen verwachten. Het was misschien een waanzinnig idee, maar dat zijn misschien alle laatste pogingen om een noodlot voor te zijn: mijn vriend stelde voor steeds meer Dietschers in de SS te verenigen als de enige plek waar de werkelijke gevechten nog geleverd konden worden. Het verzet moest uit die kringen voortkomen, of het zou in het geheel geen gehoor meer vinden bij de Duitsers.'

Zelfs Brunings laatste stap op het pad van de collaboratie kan aldus, zoals Bodegraven het formuleerde, 'worden gezien als een poging

de bar­baarsheid van die ideologie van binnenuit te bestrijden'.

Geulle,  RAYMUND BRUNING