|
Utrecht, 21 Juni 1940
Den Weledelgeboren Heer J.R. Meulenhoff,
Uitgever, Amsterdam
|
IN VERTROUWEN
Zeer Geachte Heer Meulenhoff,
Het zal U ongetwijfeld wel verwonderd hebben, dat
ik in zoo langen tijd niets meer heb laten hooren; ook het laatste schrijven
van den Heer Stafleu moest ik helaas nog onbeantwoord laten. Ik heb een zeer
moeilijken tijd achter den rug. De politieke gebeurtenissen van de laatste
weken hebben mij niet onberoerd gelaten, omdat ik er het definitieve einde in
zag van alles wat ik op politiek gebied heb gewild; méér nog heeft mij echter
de reactie van het Nederlandsche volk aangegrepen - beschaamd en vernederd; dit
doen alsof de oude verhoudingen en de oude toestanden nog wel eens zouden
terugkeeren, terwijl een terugkeer dáárheen, d.w.z. een niét-hernieuwd en
niét-herboren opstaan van ons volk, bij een overwinning van Duitschland, enkel
en alleen zou kunnen beteekenen, dat wij als zelfstandig volk zonder meer en
zonder pardon zouden worden weggevaagd. In een overwinning van de
geallieerden heb ik nooit geloofd; zij zou ons trouwens überhaupt geen énkele
(levens)káns meer laten. In deze voor mij uiterst ontmoedigende spanningen,
waarbij ik gedoemd was werkloos toeschouwer te blijven, daar ik geen uitweg zag
om tot een nieuwe eenheid van ons volk te geraken, was het mij geheel onmogelijk mij nog op Franciscus, of op
íets anders te concentreeren. Hoe meer het mij duidelijk werd, dat het Nederlandsche
volk die fatale kant (van het verleden) werd uitgedreven, hoe verslagener ik
mij voelde.
Daarnaast was ik ook materieel in een uiterst
moeilijke positie geraakt. De toelage, welke mij was toegezegd voor de maanden
gedurende welke ik nog aan Franciscus zou moeten overwerken, bleef mij,
tengevolge van den oorlog, onthouden, en eveneens kwam er een einde aan mijn
inkomsten van De Residentiebode.
Vervolgens was het stuk
Franciscus-Xaverius-vertaling, dat ik in April aan een vriend had gegeven om
tijd vrij te krijgen voor Franciscus van Assisi, dermate slecht, dat ik het
hoegenaamd niet gebruiken kon, zoodat ik dit werk nu weer, althans
gedeeltelijk, zélf moet doen, waarmede weer eenige weken gemoeid zijn. Ook dit
vooruitzicht (het verrichten van dit volmaakt zoutelooze werk - in deze voor
ons volk zoo beslissende weken) heeft mij uitermate geënerveerd, en ook dit
werk heb ik nog nauwelijks kunnen doen, ondanks het feit, dat het zooveel
minder concentratie vergt.
Een derde ramp trof mij met Elias. Mijn vrouw vond
het eerste bedrijf, dat zeer belangrijk is, in het geheel niét geslaagd, zoodat
ik dit per se wil omwerken. Hoewel ik dit tooneelstuk mede geschreven had om
eenige inkomsten te hebben voor de maanden die ik nog aan Franciscus van Assisi
zou moeten werken, en hoewel dit drama mij al evenzeer boeit als de
Franciscus-figuur, heb ik ook dit werk de laatste maand móeten laten rusten -
om dezelfde reden waarom ik ook al het andere heb moeten laten rusten: mijn
hoofd stond er niet meer naar.
Alles had ik gedaan om mijn Franciscus te kunnen
voltooien, maar deze oorlog, en meer nog de gevolgen daarvan voor ons land, de
noodlottige reactie van ons eigen volk en mijn werkloos moeten toezien al deze
onvoorzien en zoo noodlottige aangelegenheden, en de zoo geheel ándere spanningen,
die zich sedertdien van mij hebben meester gemaakt, hebben mij het werken aan
Franciscus echter plotseling tot een volslagen onmogelijkheid gemaakt. Ik kán
er mij niet op concentreeren op dit moment, en ik zou het boek, door er in de
huidige omstandigheden aan te schrijven, enkel maar bedérven; het maakt mij
inplaats van rustig en
geladen, onrustig, gejaagd en verward. Daarom zou ik U
om nog eenig uitstel willen verzoeken. Als ik thans eerst mijn politieke
spanning afgereageerd heb, kan ik mij weer geheel aan Franciscus geven. Het is
een kwestie van slechts enkele maanden. Het onaangename is echter, dat dit
reeds de tweede maal is, dat ik U om uitstel moet verzoeken, - maar wie had de
gebeurtenissen der laatste weken kunnen voorzien, gebeurtenissen, die dermate
in ons persoonlijk leven zouden ingrijpen en alles dooreensmijten. - Ik zou
dit verzoek echter gepaard willen laten gaan met een voorstel.
Sedert eenige dagen zie ik eindelijk weer een
perspectief, en heb ik weer hoop en vertrouwen, dat het einde van ons volk
anders kan worden dan het sombere en vernederende, dat ik voorzag. Er is een
gelegenheid geschapen voor een geheel nieuwe, vruchtbare politieke actie. Ik
kón niet anders dan mij daarin storten. Ik acht het ook mijn plicht, het mijne
bij te dragen om de heropstanding van ons volk voor te bereiden en te verwerkelijken,
en te beproeven het vernederende en eerlooze einde, dat zónder die
heropstanding onvermijdelijk ons deel wordt, alsnog te bezweren. Ik moest en moet
aan die arbeid deelnemen, het was datgene waarnaar ik al die weken had
uitgezien. - In verband daarmede overweeg ik thans, mijn politieke geschriften
te verzamelen en daaruit een boek samen te stellen. Nu wilde ik U vragen, of U in principe bereid zoudt zijn een
dergelijk werk uit te geven. Ik weet wel, dat Uw uitgeverij zich nimmer met
politiek heeft willen bezig houden, maar ik meen toch, dat ik het U allereerst
moet aanbieden - vooral waar de mogelijkheid bestaat dat het een belangrijk en
een zeer de aandacht trekkend geschrift wordt. Deze mogelijkheid acht ik
geenszins uitgesloten. Ik kan een bundel samenstellen, die op politiek gebied
op gelijk niveau staat met Verworpen Christendom, en ik meen ook, dat ik de
eenige schrijver op dit oogenblik in Holland ben, die de nieuwe gedachte met
een maximum van dynamische spanning en tegelijk gericht en beheerscht, en
tevens volkomen oorspronkelijk, kan formuleeren.
Ik meen niet alleen, dat dit boek voor velen openbarend kan zijn, maar ook
zuiverend kan werken, dat het een bepaalde reeds aanwezige politieke dynamiek
op een hooger plan kan brengen, deze zuiverder ríchten kan en, in gelijke mate,
de excessen zou kunnen bezweren waarmede de overgang naar een nieuwe orde
gepaard kan gaan.
Overwint Duitschland, dan levert de uitgave van
een dergelijk werk geen nadeelen op, meen ik, integendeel. Overwinnen de geallieerden
(ik evenwel acht zulks thans meer dan ooit uitgesloten), dan zal, dunkt mij,
het uitgegeven-hebben van dit boek evenmin moeilijkheden kunnen opleveren, daar
mijn geschrift (en de uitgave door U) dan niets anders is geweest dan een
laatste poging een ontwikkeling, die tot de meer dan waarschijnlijke
mogelijkheden heeft behoord, in de beste banen te leiden. Onder alle
omstandigheden verdedigbaar, zou het verschijnen van dit boek op dit moment
een zeer groote belangstelling trekken, - daarvan ben ik overtuigd.
Daar staat tegenover, dat als de geallieerden
winnen, en daarmede .... het Vaticaan, ik alles wat ik tot op heden over godsdienstige
aangelegenheden heb geschreven en op dit moment nog zou schrijven, wel als
waardelooze en in alle opzichten onvruchtbare rommel zou kunnen
afboeken. De overwinning van de geallieerden beteekent onvermijdelijk ook de
overwinning van een door en door corrupte kerk, en met al het fanatisme,
waarover zij dán beschikt, zal zij zich storten op menschen als ik; dezen
krijgen dán uberhaupt geen kans meer.
Hierover maak ik mij niet de mínste illusie meer (en trouwens ook geen zorg).
Dit wil natuurlijk geenszins zeggen, dat ik mijn Franciscus in dat geval
onvoltooid zou willen laten; tot het laatste moment zal ik doen waartoe ik
geroepen ben; maar waar ik op dit moment slechts politiek geladen ben, waar ik
op dit moment een politiek geschrift zou kunnen samenstellen dat rendabel is,
terwijl Franciscus thans tot mijn onmogelijkheden behoort en slechts de
aandacht zal kunnen
trekken en een kans maken als ook de Kerk anders dan
zegevierend (en dan als een hyena) uit de huidige gebeurtenissen te voorschijn
komt, daar schijnt het mij logisch, logischer, dat ik voor dit moment mijn
politiek geschrift samenstel - het
eenige wat ik thans doen kan. Mijn vraag is nu, of U in principe bereid zoudt zijn het uit te geven. Reeds zeer spoedig,
nog de volgende maand, zou ik U het manuscript kunnen doen geworden. Mocht U
dan na lezing definitief tot de uitgave ervan kunnen besluiten, dan zou er
alles voor te zeggen zijn als het spóedig zou verschijnen. Hoe eerder, hoe
beter. Heb ik mij eenmaal van deze politieke geladenheid ontdaan, dan hervind
ik vanzelf weer de rust en de aandacht, die voor Franciscus in zoo hooge mate
noodzakelijk zijn.
Ik vrees zeer, dat ik U met mijn verzoek om eenig
uitstel teleurgesteld heb, maar U zult zich, vertrouw ik, wel in mijn toestand
verplaatsen kunnen; mocht daarom mijn voorstel betreffende het nieuwe boek voor
U een aanvaardbaar perspectief zijn.
Gaarne spoedig nader van U vernemend,
met de meeste hoogachting en vriendelijke groeten,
|
|