Uit: DE SCHOUW, 1e JAARGANG Nr 8, 1 MEI 1942



. . Evenwel; dit levens-
bewustzijn zelf is niet
eenvoudig . .

klik voor vergroting

Grosze Schwarzkünstler müssen wo wirken im Wind,
Welche Tag und Nacht magisch vermengen
Und immer dorthin die Blicke drängen,
Wo die wakren Geister der Stadt gar nicht sind . . .

Hans Carossa (Der alte Taschenspieler)

    „Jedes Bon-mot, das ich sage, kostet mir eine Börse voll Gold”, bekende Goethe eens aan Eckermann, en hij zeide daarmede slechts, dat het leven, gewijd aan de kunst en de gedachte, zoozeer den geheelen mensch opeischt, een zoo exclusieve, jaloerschgeconcentreerde aandacht vergt, dat men er alleen dan iets groots en blijvends in kan bereiken wanneer men in de gelegenheid is zichzelf volledig en durend in te zetten. Daarvoor moet men echter (o.m.) geld hebben, véél geld zelfs, of, wat hetzelfde is: men moet er veel (vaak bittere) armoede voor over hebben. In het leven, gewijd aan de kunst en de gedachte, krijgt men geen enkel resultaat toegeworpen. Elk bereiken wordt duur — met een volstrekte dienstbaarheid, met goud dus of armoede — betaald.
    Maar zooals de scheppende kunstenaar niets cadeau krijgt, zoo krijgt ook de lezer of beschouwer niets cadeau. Men moet niet meenen, dat wat de verworvenheid van vele, vele jaren bezield en gespannen (ook ingespannen en uitputtend) leven werd, van een leven tevens, dat reeds van nature werd voorbestemd (en afgestemd) om de verre en geheime gebieden van de kunst en de gedachte binnen te gaan, de nebenbei zich toegeëigende verworvenheid kan worden van enkele (of vele) verloren oogenblikjes. Men moet niet meenen, dat waar de kunstenaar zich levenslang en volledig moest inzetten om te verwerven wat hij ver-

174

















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 11-07-2012