wierf, de beschouwer zich wel de weelde kan veroorloven zijn eigen plaisante of minder plaisante, zijn op geen diepere werkelijkheid ernstig gerichte society- of promotie-leventje te leiden en intusschen de ontroeringen kan gaan verstaan waaruit de groote scheppingen van den menschelijken geest geboren worden. Men moet niet meenen, dat hij als het ware gratis deelgenoot wordt. Hij blijft dan een buitenstaander, — ofwel met de brute aanmatiging van den verachter, ofwel met het looze en vooze enthousiasme van den „ingewijden” snob. Hij is en blijft iemand wiens oordeel (wiens „bewondering” of minachting) volmaakt onbelangrijk is: het oordeel van een buitenstaander en volmaakt onbevoegde.
    Als Goethe op 40-jarigen leeftijd een drama schrijft, heeft hij precies veertig jaar noodig gehad om tot het niveau te rijpen waarop dat kunstwerk in hem ontstaan kon, en vele, vele jaren gedurende welke hij, met geheel zijn wezen, eenzelvig en trotsch, exclusief en gespannen gericht stond op het zenith der werkelijkheid, die hij te doorgronden trachtte. Als Rembrandt op 40-jarigen leeftijd een landschap schildert, heeft hij precies veertig jaar noodig gehad om op dát (hooge) niveau van menschelijk leven geïnspireerd te kúnnen worden, om zijn zintuigenleven en zoo ook zijn bewustzijnsleven zoodanig te verfijnen, te verhelderen dat een schepping van een dergelijken vorm

















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 11-07-2012