(moeilijke) kunst van lezen (de meeste menschen „lezen” slechts bevestigingen van hun eigen overtuiging, zij lezen dus niét, en worden bijaldien nooit wijzer), nog minder menschen verstaan de kunst van het lezen van aphorismen. Het heele menschelijk wezen schijnt er instinctief tegen te revolteeren. Zijn redelijkheid word[t] geïrriteerd door de onredelijkheid, waarmede het aphorisme zijn waarheid poneert; zijn trage denken door het snelle flitsen, zijn logge (leege) ernst door de scherts waarmede het met den ernst omspringt; en bovendien verlangt het „verantwoorde” leven een verantwoord en overtuigend betoog, een elk moment grijpbaar, hergrijpbaar „houvast”. En tenslotte ondergaat men dat. eenzelvig spel, dat eenzelvig veronachtzamen van de buitenwacht min of meer als een persoonlijke beleediging, — en dat is niet het minst irriteerend. — Ook hier geldt :

Qui na pas l’esprit de son âge,
De son âge a tout le malheur.
(Voltaire).

Het aphorisme, hoezeer beteugeld en strak in zijn formuleering, is een rusteloos en grillig stroomende bron, welke ontspringt waar alle bronnen ontspringen: terzijde van de valleien, uit een volheid van strijdbaar denken en strijdbaar leven én..... belangloos zich verkwisten.

Uiteraard dachten wij hier voortdurend aan Nietzsche, dezen „nordischen” geest, die juist in zijn ontelbare aphorismen, in de volstrekte noodzaak waarmede deze wijze zich aphoristisch uitsprak, „nordischer” (moediger, roekeloozer, spitser — doelloozer en doeltreffender) was dan men wellicht vermoedt.


1) „Alle denkbaarheid is op hare wijze stelbaarheid; stelbaar zijn echter is verkeerbaar en omkeerbaar zijn.” (Bolland: Het Boek der Spreuken, 95).
2) L. F. Clausz: Rasse und Seele.
















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 11-07-2012