over Vestdijk en tegen degenen die hem wél zoo zien. . Waar ik sprak over datgene wat voor stijl, voor een nieuw stijltijdperk noodzakelijk is, was de heele meneer Visser niet meer aan bod. Ik heb niet „luidkeels” uitgeroepen, dat we dien meneer Visser „toch” niet mogen vergeten, ik heb alleen vastgesteld, dat we diens ontmaskeren van wat jnderdaad voos is (in elk van ons, ook in onze „goede” daden), dat we diens meedoogenlooze oprechtheid tegenover het leugenachtige en onwaarachtige niet mogen vergeten, dat deze moreele hygiëne noodzakelijk is voor de zuiverheid van het kunstwerk waarin zich een bepaalde idee belijdt.

Voorts nog dit: Ik houd (en hield) mij geheel buiten „het wonder eener bekeering” en ik wensch dus ook geen voorschriften te geven. Als Kettmann meent, dat voor een bekeering het uittrekken van een doktersjas noodig is, dan kunnen we dit slechts als zijn particuliere meening (als de particuliere meèning van meerderen desnoods) accepteeren. Ik voor mij zie ook zeer wel de mogelijkheid, dat iemand in een doktersjas gehuld tot een wedergeboorte geraakt. De wegen daarheen zijn vele. Evenals de wegen naar de eeuwige zaligheid …….


Tenslotte nog dit. Kettmann schrijft vanuit een in bepaald opzicht zeer wel te waardeeren bezorgdheid. De bezorgdheid n.l. dat datgene wat den strijders aan het front als ideaal voor oogen staat licht kan worden vergeten voor iets waarvan naar zijn vaste overtuiging slechts de volslagen . gasvergiftiging van het gezonde, bloeiende leven het gevolg zou moeten zijn. — Tusschen haakjes: ware dit laatste zoo, dan zou bv. ondergeteekende reeds lang gestikt moeten zijn (wat ik misschien wel ben, doch in. ieder geval nog geen uitgemaakte zaak is) en met mij zoovele anderen die voor een nieuwe toekomst strijden. Ik weet wel, dat zeer vele strijders Vestdijk verafschuwen als een wroetertje in pathologische vunzigheden, maar dit verafschuwen is toch lang niet zoo algemeen bij die strijders als men wel meent. Men kan Vestdijk dan ook heel goed verwerken zonder innerlijk door zijn gevaarlijke kanten te worden aangetast. Men moet trouwens dagelijks zoovéél dat gevaarlijk en funest kan worden, verwerken. — Maar dat men het eigen ideaal licht vergeet, dat is iets dat ik weiger te aanvaarden. Men is zijn overtuiging, - of men is zijn overtuiging niét. Doch een overtuiging, die tegen 10 jaar smaad bestand is (en dat is elke waarachtige overtuiging) is zeker bestand tegen de lectuur van meneer Visser. Nu kan men wel wijzen op de zwakke gemeente, de groote massa, maar meent Kettmann nu werkelijk dat Vestdijk door de groote massa gelezen wordt? Zijn boeken hebben zelden een herdruk en de oplagen zijn maar zeer beperkt. Zij hebben maar enkele werkelijke „lezers”, zooals de meeste kunstwerken, en voor de rest verzamelen zij, evenals de meeste kunstwerken, een troepje snobs en mode-duisterlingen om zich heen. Die komen ook opzetten zoodra het volksche meer ingang vindt. Aan die lieden is niets te, verliezen én: niets te winnen. Men aanvaardt ze op den koop toe, in de wetenschap dat het leven zich elders voltrekt dan in hen.

Kettmann noemt ons kunstleven „verintellectualiseerd”. Is dat wel zoo? Dichters als Aafjes, Hoekstra etc. maken niet bepaald een „verintellectualiseerden” indruk. En Greshoff, Bloem, A. Roland Holst, Nijhoff, Buning?? — Verkréég Vestdijk „een dominante plaats”? Vestdijk is een der 3, 4 intellecten welke de literatuur hier de laatste 10, 20 jaar heeft opgeleverd, en vanzelfsprekend heeft hij zijn invloed, zijn epigoontjes ook (hoewel deze laatsten zeer weinige zijn; geen „genre” leent zich minder voor epigonisme dan dat van Vestdijk: het leent zich namelijk hoegenaamd niet voor schijn). Maar precies zooveel of wellicht nog méér invloed hebben andere mar-


















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 15-07-2012