Uit: DE SCHOUW, 1e JAARGANG Nr 2, 2 FEBRUARI 1942

    Men zou van Wiegersma’s „Volkskunst in de Nederlanden” kunnen zeggen, dat het een polemiek-in-reproducties is. 341 Afbeeldingen van klein-beeldhouwwerk — een formidabele stormram voorwaar, als zij inderdaad agressief bedoeld zijn, hetgeen ik niet betwijfel. Ook in de inleiding — zij is kort, doch ongemeen helder en geserreerd definieerend — verraadt zich op een enkele plaats een polemisch accent.
    Attaqueerend schijnt mij dit boek ten eerste in zooverre het van het begrip „volksche kunst” allereerst het element „kunst” beklemtoont, — een element dat wel eens wat al te zeer verwaarloosd wordt, doch dat in Henk Wiegersma — zelf beeldend kunstenaar — een indringend en bekwaam beschrijver vindt. Niet minder belangrijk toch dan de eisch, dat kunst volksch is, is de eisch dat wat als volkskunst naar voren wordt gebracht, inderdaad „kunst” is, d.w.z. een daadwerkelijk-heldere en gevoelige expressie van de in haar scheppingen toch naar uitdrukkingstrevende „persoonlijkheid van het volk”. Kunst is niets anders dan het vermogen zichzelf, het eigen leven volledig tot uitdrukking te brengen. Is het volk hiertoe niet bij machte, dan blijft zijn „scheppen” niet alleen beneden zijn feitelijk bewustzijnsleven (en is het dus een niet-scheppen), maar dan leeft een volk ook niet volledig: een zijner beslissendste vermogens bleef dan steriel. Het verrukkende (en beteekenisvolle) is echter, blijkens deze kunst, dat het volk ongemeen scheppend, en daarin van een verrassenden rijkdom is.
    Vervolgens polemiseeren inleiding en beeldenreeks met een bepaalde opvatting omtrent de volksgemeenschap. „Hare hoogste eigenschap verwierf zij niet door het ,nauwe contact met de natuur’; de theocratische geest nam geen begin door aanschouwing van de jaargetijden, noch door die van leven en dood, maar is een ingeschapen, verworven schat”. Voor den verstaander is de strekking dezer woorden duidelijk. Het religieuse element is dan ook groot in deze beeldenreeks. Niet verwonderlijk overigens, want de in dit boek bijeengebrachte werken dateeren uit tijden toen het volk christelijk was. Toch is dit element, in het eigenlijke twistgesprek dat mij hier aan de orde schijnt, als argument weinig overtuigend, omdat juist het religieuse motief hier meer „ornament” werd

62

















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 14-07-2012