soonlijk van visie op het menschelijk leven, dat elke vrees en elke aarzeling wordt weggeslagen en men zich onvoorwaardelijk overgeeft, gewonnen geeft, gewonnen móet geven.     Neen, onwerkelijk-romantisch blijkt deze verbeelding allerminst! Het voor veler illusies aangaande een verre Germaansche oudheid onverwachte feit doet zich namelijk voor, dat men in dit boek tenslotte geconfronteerd wordt met het probleem persoonlijkheid-massa: de massa van de stad, de begriplooze massa met haar formalistische gezagsvertegenwoordigers, en de door haar fiere, voorname levenshouding, ook in déze



gemeenschap reeds geďsoleerde, op zichzelf teruggeworpen persoonlijkheid. Wat tot dan toe achtergrond was, het vaag vermoeden van een mogelijkheid (die men verwaarloosd achtte), wordt plotseling voorgrond en staat levensgroot en dramatisch voor ons. Het moge dan waar zijn, dat aan den zoon, Lorenz Jörd, die de eer van zijn familie met een tweevoudigen doodslag heeft verdedigd, zich de straf voltrekt die het recht dier dagen noodzakelijk achtte, het moge waar zijn, dat hij de consequentie van zijn daad rustig en fier aanvaardt, degenen die het vonnis over hem uitspreken en de straf ten uitvoer brengen, zijn reeds de rechters voor wie het recht een formule werd en die den voornamen mensch evenmin herkennen als de menigte, welke menigte reeds het naamlooze grauw is dat geen tragedies beseft en van menschelijke waardigheid geen begrip heeft. Het is ook die wereld, waarvan eveneens reeds de vader zich levenslang verre hield en terzijde waarvan hij eenzaam leeft en ondergaat.
    Het Noordras heeft (en terecht!) geen optimistische visie op het leven; zijn schoonheid is, om een woord van Spengler te bezigen, zijn „dapper pessimisme”, het onvervaard aanvaar-

47

















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 13-07-2012