Men kan den hedendaagschen kunstenaar niet verwijten, dat zijn kunst individueel of individualistisch is. Alle waarachtige en groote kunst is dit en alle groote kunstenaars hebben, scheppend, alleen interesse gehad voor hun persoonlijke visie. Men kan den hedendaagschen kunstenaar (althans sommigen) verwijten, dat hij niet meer worstelt om door te breken tot de groote levende waarden en problemen van het leven. Men kan betreuren, dat hij in die waarden en problemen niet meer wortelt; men kan betreuren, dat hij zoo vaak een ontwortelde is en dat ook zijn individualisme iets ontwortelds is geworden, maar de oorsprong van dit verschijnsel is niet zijn individualisme, de cultus van zijn „Ik”, maar dat dit „Ik”, dat wij steeds moeten eerbiedigen en als ons hoogste goed eeren, geïsoleerd raakte van de scheppende waarden des levens. Dat, en niét zijn individualisme, werd evenzeer noodlottig voor zijn kunst als... voor zijn „Ik”.

     Gemeenschapskunst wortelt in of worstelt met de problemen des levens; daarom verveelt de massa er zich bij, want de massa komt aan geen algemeen-menschelijke problematiek ooit toe. De collectiviteiten „haben immer nur nachgeahmt, was die originellen Geister geschaffen haben, ja sie haben das Geschaffene meist nicht einmal verstanden, wenn sie es nicht unmittelbar nutzen konnten, sondern die schöpferischen Geister meist verachtet, verfolgt und umgebracht oder verkommen lassen.” (Heinrich Schaller). Dat is ook het lot van elke waarachtige gemeenschapskunst. De gemeenschapskunst verdraagt wel een kunst voor de gemeenschap naast zich (en deze kan waarlijk zeer schoon zijn), maar de kunst voor de gemeenschap duldt slechts zelden een gemeenschapskunst die geen kunst voor de gemeenschap, doch slechts voor weinigen is. Een gave cultuur echter brengt beide voort!
















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 06-07-2012