gen en die ons Vestdijk laten zien als iets totaal anders dan alleen-maar-een-brutaal-en-uitdagend wroetertje in de sinistere, vaak vunze bijzonderheden van dezen wraakzuchtigen mensch.

Wat is dan dat betere in dien mensch?
Ik zei het reeds: ook meneer Visser had zoo zijn illusies over den mensch, geen groote, geen onvervulbare, die slechts tot een vonnis worden over dengene die er (verbitterd of niet-verbitterd) mee rondloopt; hij koesterde slechts het bescheiden, doch niettemin zuivere, en zeer schoone verlangen naar een eenvoudige, burgerlijke goedheid. Aan meneer Vissers sarren, wreken, vernederen en vernielen ligt een allerdiepst ontgoocheld en gekwetst besef van menschelijke waardigheid ten grondslag. Daarom ook vertoont hij op zijn meest walgelijke momenten nog den contour, den omtrek van een mensch; hij is veel meer mensch dan het bigotte zoodje om hem heen, zelfs daar waar hij stellig walgelijker en mensch-onwaardiger handelt dan zijn omgeving. Inderdaad, die vent, dat stuk ontbinding is over alle linies onze meerdere, hij is zelfs enorm bij onze (kromme,) „rechtschapenheid”. Hij wreekt en vernedert als een mensch die in een zeer zuiver verlangen gekrenkt werd; wij wreken en vernederen wegens gekrenkte ijdelheidjes en gedwarsboomde eerzuchtjes. Deze onmogelijke en weerzinwekkende meneer Visser, wiens verhaal ge zelfs zonder veel schade ongelezen kunt laten, is — laat ik het maar ronduit zeggen, en met dit te zeggen naderen wij tevens ons onderwerp — hij is een mensch met stijl!


Wat is stijl?
Alvorens te trachten dit begrip nader te omschrijven, wil ik trachten te formuleeren wat stijl veronderstelt — wellicht komen wij op deze wijze tot een minder abstracte en duidelijker omschrijving. Als ik spreek van stijl bedoel ik hier niet den stijl van b.v. onze levensgedragingen, doch den kunst-stijl, datgene wat een kunst-stijl veronderstelt en wat een stijl-tijdperk in het leven roept, zulk een tijdperk dus in het artistieke scheppingsleven als wij b.v. met de middeleeuwsche gothiek bezeten hebben.


Stijl is onlosmakelijk verbonden met, en manifesteert zich slechts in, concrete kunstwerken. Evenals het kunstwerk veronderstelt stijl dus allereerst, een persoonlijke reactie — en wel op de wereld rondom: een wereld van feiten, menschen, begrippen, waarden en onwaarden. Deze reactie kan dom (d.w.z. bot) of voornaam (d.w.z. gevoelig en intelligent) zijn: de reactie van een helder en nobel bewustzijnsleven. De botte persoonlijke reactie kunnen we hier gevoeglijk laten rusten: een botte reactie produceert slechts botheid, nooit stijl. Voornaam is de persoonlijke reactie als zij ontstaat uit (en de wereld toetst met) een levend en reëel besef der menschelijke waardigheid. Meneer Visser nu heeft een zeer indringend instinct voor de menschelijke waardigheid. Dat hij, desondanks, geen absurde of onmogelijke eischen stelde, bewijst reeds, dat bij hem het besef van datgene wat de waardigheid van den mensch uitmaakt, zeer zuiver en zeer reëel was. Hèm kan men van hetgeen hij van den mensch eischt moeilijk een verwijt maken. Hij verlangt niet meer dan een eenvoudige, burgerlijke goedheid (welke het leven nochtans zoo schoon zou kunnen maken). Zijn heele haat, en de ondoofbaarheid van dien haat; is herleidbaar tot het feit, dat hij hevig en voortdurend en verterend bezeten is (inderdaad bezeten) van zijn bewustzijn der menschelijke waardigheid en. . . der menschelijke ónwaardigheid van de samenleving in dewelke hij


















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-07-2012