lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde goddelijke lichtsporen en van de noodzaak missionair daarop voort te bouwen, moge zich aan ons voordoen als een bevrijdend correctief op veel missionaire bekrompenheid en als een nieuw, hoopvol perspectief, – de missionaire problematiek welke aan dit alles ten grondslag ligt, is allerminst nieuw. De eerste Joden die naar het Romeinse Rijk of naar elders over de wereld uitzwierven om Christus te prediken, zwierven als Jood naar vreemde culturen en als christen naar vreemde religies. Ook zij stonden tegenover een andere, in zichzelf besloten levensorde van eeuwen die zij zich niet konden toeëigenen; ook zij verkondigden een nieuwe, vreemde religie, een nieuwe, vreemde heilsboodschap. En wat hebben zij gedáán (en met zoveel succes gedaan)? Zij gingen, – en zij vertelden slechts wat zij gehoord hadden. Zij gaven zich geen rekenschap van goddelijke lichtsporen, zij dachten niet aan onmondigen, maar – eenvoudiger, simpeler zo men wil, en tevens subliemer – zij namen als vanzelfsprekend aan dat de heidenen niet minder rijp, niet minder waardig waren voor het ontvangen van Gods Woord dan zijzelf ervoor waren bevonden door Christus. Zij vreesden slechts onrijpheid en onwaardigheid bij zichzélf, als verkondiger. Paulus noemde zichzelf de onwaardigste van allen en beslist: hij fraseerde niet. Ook om die reden moesten zij wel geen groter bezorgdheid kennen dan Christus’ woord te laten spreken, dan te vertellen, precies, wat zij gehoord hadden: niet hún woord, maar allereerst Christus’ woord zou de ander als ,,de woorden des levens” kunnen herkennen, zoals ook zijzelf slechts die woorden als de woorden des levens hadden mogen herkennen. Niet hún weten (omtrent de religies en culturen der anderen; ook hun weten dienaangaande was veeleer niet-weten) kwam voor hen als weg naar de ziel van de ander aan de orde, maar het woord van Christus, dat, zoals zijzelf hadden ervaren, bestemd voor de ziel, ook op de ziel (iedere ziel) was afgestemd en dus het creatieve woord bij uitstek was. En konden ook zij Christus’ woord – helaas – slechts op hun wijze herhalen en weergeven, hun woord had toch geen andere functie dan Christus’ woord in zijn eigen zuiverheid, schoonheid, ondeelbaarheid en onveranderbaarheid temidden der mensen aanwezig volgende bladzijde


176














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 29-07-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 28-08-2010