lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde Gonda, Robert Linssen, Ed. von Hartmanns hoofdstukken over brahmanisme en boeddhisme etc., schijnen de nieuwe missietheorieën zo redelijk en verantwoord, en men denkt: ja, met zulk een begrijpend verstaan van niet-christelijke religies en culturen moet men voortgaan, hierop moet de missie verderbouwen, hier openen zich nieuwe gelukkige ruimten van waarheid en van vruchtbaarder werkdadigheid dan toen de weg naar de ziel van die religies en culturen door allerlei missionaire vooroordelen versperd lag of onbetreden bleef. Maar na Van Straelens dagboek zijn al dergelijke illusies met de grond gelijk gemaakt. Plotseling toch begrijpt men, dat men niet enkel geconfronteerd werd met Van Straelens onbegrip, maar: met het onbegrip van de doorsneemens (waarvan van Straelen slechts een bepaalde nuance vertegenwoordigt) en daarmee met het onvermijdelijk onbegrip van de middelmatig begaafden waaruit ook het leger der missionarissen uiteraard grotendeels bestaat. Men geeft zich van dit laatste, en van de consequenties ervan, niet dadelijk rekenschap als men zich verheugt over de nieuwe, zo hoopvol schijnende missie-theorieën, maar nu Van Straelen zichzelf zo zonder enige reserve in zijn onbegrip heeft blootgegeven, beseft men welk een hachelijke warboel van misvattingen, grofheden, oppervlakkigheden, tegenstrijdigheden, waardeloze interpretaties, nonsens etc. ook iedere andere doorsneemens moet voortbrengen wanneer hij zich met hem vreemde culturen en religies gaat inlaten. En dat laatste móet de missionaris, wil hij die nieuwe directieven realiseren. Het is de basis van zijn nieuwe missionaire handelen. Het resultaat van die ijver kan niet anders zijn dan een duizendvoudige herhaling van Van Straelens onbegrip, – ’n anders genuanceerd onbegrip, minder arrogant en zelfverzekerd, of helemaal niet zelfverzekerd en arrogant, maar toch niet minder wezenlijk. ,,Het gekende”, zo beseft men andermaal, “is in de kenner overeenkomstig de aard van de kenner”. Ook om duidelijk te maken wat dát, naar de zijde van de doorsneemens 1), volgende bladzijde


1) ,, . . . naar de zijde van de doorsneemens”, – want nog slechts van hém was hier sprake. Zoals we nog zullen bemerken, is het thomistische volzinnetje over subject en object niet enkel fataal voor het kennen van de doorsneemens, en herleidt het het kennen (wegens de wijze waarop gekend wordt) niet enkel voor diéns missionaire handelen tot iets onbruikbaars.


129














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 29-07-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 23-08-2010