lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde zichzelf te leven als al het zijnde en zo, in harmonie ermee, geen wanklank meer te zijn in de harmonie van het heelal. Deze wil is geen hoogmoed, evenmin wanhopige noodsprong. Het is het enige dat de liefde (de liefde tot de mens), die in de heiligheid van het leven bleef geloven, kan willen en: de enige conclusie die het boeddhisme aan de werkelijkheid van de mens en van de aarde (dat andere woord Gods) kon verbinden. Is het boeddhisme een Diesseitsgeloof, het is een Diesseitsgeloof dat de mens geen verhevener opdracht kon geven; en het is aangrijpend te bemerken hoevele eeuwen het deze opdracht reeds trouw is, en met welk een roekeloze onvoorwaardelijkheid zijn schoonste vertegenwoordigers die trouw telkens weer geweest zijn.
Maar het boeddhisme is dit geloof in de heiligheid van het leven en deze liefde voor al het zijnde binnen de ondoorgrondelijke stilte van een metaphysisch mysterie dat het antwoord op de laatste vragen openlaat. En het is dit geloof en deze liefde ook in het durende weten van de diepe tragiek van het menselijk lot en van de verblindheid en destructiviteit van de mens; en met de droefheid en weemoed ook waarmede het vergankelijke en alles wat ongewis en onvoltooid en onbegrepen blijft de mens, die het kenbare leeft, vervullen. Geen leven voltooit zich. Nog resten enkel pogingen. Maar binnen deze alomtegenwoordige tragiek en deze metaphysische stilte zijn dit geloof en deze liefde diepste werkdadigheid: zelfverwerklijking – en deze in die schoonste zin van zelf-zuivering, en dit als het enige dat de mens, de mensheid, aan zijn geluk op aarde hergeeft. Het boeddhisme wekt in het menselijk geweten weliswaar de vehemente spanningen der persoonlijke verantwoordelijkheid en het dwingt de zuiveren van hart en hartstocht tot welhaast bovenmenselijke inspanningen, maar dit alles voltrekt zich – behalve in de stilte van een gééstelijke werkdadigheid – in een serene rust en vrijheid naar alle zijden omdat het niets en niemand vonnist en een werkdadigheid is in het sterke geduld van de hoop. Het boeddhisme vonnist niets en tegelijk is het afgewendheid. Het is afgewendheid en tegelijk leeft het in de wereld en met de wereld. Het leeft in en met de wereld en is tegelijk onderweg naar een andere wereld dan de zichtbare die het volgende bladzijde


112














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 29-07-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 20-08-2010