lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde moed), maar de mens als mens gaf, hergaf het zijn hoogste wijding, zijn schoonste en zwaarste opdracht ook – die Boeddha’s volgelingen deemoedig en met heilige ernst en blijdschap aanvaardden, omwille van de mens, de mede-mens, – deze gevangene en verblinde en zo diep vernederde.
Om dit heilig levensbeginsel, deze stille, zuivere lamp welks licht in iedere mens op dezelfde wijze en in gelijke mate aanwezig is, zal het boeddhisme zeggen, dat alle mensen, behalve goed, in wezen gelijk en gelijkwaardig zijn, gelijkelijk verheven en heilig, gelijkelijk eerbied en liefde waardig.
Dit heilige levensbeginsel is aanwezig in ál het gewordene en is ook daarvan de heiligheid. Het is in deze vergankelijke emanaties (planten, dieren, sterren, bergen etc.) het ónvergankelijke. Het is er even zuiver en stil en onberoerd in aanwezig als in de mens. Daarom is al het zijnde één. Overal is de mens omringd door ditzelfde mysterievolle heilige. Déze eenheid van al het zijnde wekt in de boeddhistische mens een liefde en verbondenheid van de hoogste orde.
Met dit heilige en tevens onkenbare in de mens en in al het gewordene openbaart zich ook de Oorsprong van al het zijnde als heilig en onkenbaar: een heilig mysterie. Een heilig Niets dat evenals het goddelijke-in-de-mens geen kennen toelaat, dat slechts gekend wordt als het in zichzelf onkenbare en in zichzelf besloten zuivere dat, zelf niet werkend en niet willend, enkel gekend wordt als waarheid en goedheid uitwerkend. Zoals het zonlicht dat enkel zichzelf is en niet ten leven wil wekken, maar waarin alle leven dat tot zijn stralen en warmte doordringt zichzelf onvermijdelijk realiseert. Dit goddelijke in de mens werkt alles uit wat de mens aan menselijk goed-zijn kan worden. Alles wat de mens voor zijn menselijke perfectie nodig heeft, is in de mens. Alle goedheid die hij kan worden, wordt hij krachtens hetgeen in hemzelf is: door het goddelijke in hem dat waarheid en goedheid uitwerkt, en door het vermogen van de mens zich met dit goddelijke-in-hem te verenigen, ook al vraagt het talloze wedergeboorten. Het is van belang daar nogmaals op te wijzen, want het betekent: het goddelijke buiten hem, het goddelijke en onkenbare dat de Oorsprong volgende bladzijde


105














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 29-07-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 20-08-2010