lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde dat is nu juist wat men bij Japanse gedichten niet moet doen. Liefst zo wazig en zo zwevend mogelijk; dat is echte Japanse poëzie. Soms is er geen onderwerp, soms geen lijdend voorwerp, dikwijls helemaal geen werkwoord, geen leestekens, geen hoofdletters, ja, wat eigenlijk wel! En de resulterende vaagheid wordt juist als een buitengewoon voordeel aangezien. Dat vinden ze hier juist echt leven. Immers – zo zeggen ze – in het leven is ook geen bepaald onderwerp of een bepalend predikaat. In het werkelijke leven beginnen de dingen niet met een hoofdletter en eindigen ook niet met een punt. Het leven is een eindeloos worden. De Europese talen gaan daarmee niet akkoord (202).”
Merkwaardig is al dadelijk, dat Van Straelen maar meteen als vaststaand aanneemt, dat er met deze dichtvorm iets volstrekt exceptioneels aan de hand is, alleen maar mogelijk in dat vage, alles relativerende Japan. De arabische poëzie echter – die op Gezelle’s ontwikkeling als dichter een zo beslissende en zuiverende invloed beeft gehad! – kent een verwant poëtisch verschijnsel: gedichten die louter klank zijn, een zuiver muzikale compositie, een aaneenvoeging van woorden zonder zinsverband en betekenis. Maar afgezien daarvan. Wanneer ik denk aan zinsneden als: ,,vloeibaar omdat ze door en door bevochtigd zijn”, ,,vele Japanse woorden zwaaien als een schommel” (,,en dan maar meewiegen”), ,,liefst zo wazig en zo zwevend mogelijk” etc., dan weet ik, dat Maurice Gilliams het hier bedoelde poëtisch verschijnsel in ieder geval aanmerkelijk adaequater, subtieler, poëtischer – en tien maal bondiger – formuleerde toen hij, de aantekeningen van zijn Elias inleidend, deze definieerde als ,,melodische verschuivingen” en eraan toevoegde ,,zij hebben een onmerkbaar begin en zij eindigen bijna niet”. Ook Gilliams scheen van zulk soort dingen wel vermoeden te hebben! Het is niet zo vreemd. Van Straelens bladzijde lezend, denkt men immers dadelijk, behalve aan de prachtige vierregelige verzen van Herman Gorter, aan Hölderlin, en ook aan Rilke: aan de vele gedichten waarin de laatste erin slaagde (hier volgt opnieuw een voortreffelijke formulering) ,,alle dissonanten op te lossen in één mysterieus accoord, ruisend in het fluidum der ruimte” (Marsman). Met het volgende bladzijde


66














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 29-07-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 31-07-2010