lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde van de liefde tot God, nauwelijks meer als doelstelling gekend wordt. In de practijk van het kerkelijke leven speelt Christus’ meest wezenlijke imperatief generlei rol in feite.
De Kerk predikt en verdedigt de liefde tot God; zij predikt en verdedigt de liefde voor de Kerk; het goed-zijn van de mens werd identiek met het niet-doen van wat verboden is, het nakomen der kerkelijke verplichtingen, en het ontvangen van de genademiddelen der sacramenten. De naastenliefde bestond daarnáást, als bijzaak, als een incidenteel charitatief gebaar (weggegeven als acte de présence), en voor het overige als een strijd voor sociale rechtvaardigheid (en thans ook als ,,openheid” d.i. respect voor de ander, solidariteit met de ander). Maar de naastenliefde als persoonlijke deugd, als een deugd die verworven moet worden, als de voornaamste deugd, als de gedaante van de liefde tot God, als de centrale werkelijkheid van Christus’ vraag aan de mens, als de deugd die men vóór alles moet willen zijn als men christen d.i. antwoord wil zijn op Christus’ vraag aan de mens, – dat speelde hoevele eeuwen reeds geen wezenlijke rol meer, – hoewel alles wat de Kerk is en doet in feite op het verwerkelijken van die deugd gericht zou moeten zijn 1). Van wezenlijk belang werden geheel andere zaken. Christus’ nieuw gebod begon men zich weer enigszins te herinneren, toen de strijd om sociale rechtvaardigheid in deze wereld ontbrand was en ook de christen zich er niet meer aan onttrekken kon; maar naarmate het rechtsherstel in de sociale betrekkingen der mensen (i.c. werkgever en werknemer) vorderde, verdween het weer uit de circulatie, – om nu, nu de strijd voor het rechtsherstel in de onderlinge betrekkingen der volgende bladzijde


1) Men wijst nu mogelijk op het leven van opoffering, geheel in dienst van de naaste (zieken, armen, ouden van dagen etc.), waarvan zovele kloosterlingen, op vaak heldhaftige wijze, getuigenis afleggen. Ik zie dit niet voorbij. Maar het bevestigt toch slechts wat ik bedoel met ,,daarnaast”. Deze werken van zorg voor de hulpbehoevende medemens zijn hier de opdracht van een bepaalde kloosterorde, zoals voor een andere orde het onderwijs en voor weer een andere het beschouwende leven of de deugd van gehoorzaamheid de specifieke roeping of opdracht is. Nog afgezien van de mogelijkheid dat bedoelde kloosterlingen de werken der naastenliefde zonder meer met de deugd der naastenliefde vereenzelvigen, in welk geval de werken primair zijn en niet de liefde, is het vermoeden gewettigd, dat diezelfde werkers, ook wanneer zij ernaar streven waarlijk liefde te worden, met beslistheid zouden ontkennen, dat het beoefenen van de deugd der liefde voor de nááste de voornaamste bezorgdheid van de christen moet zijn. Zij zouden onmiddellijk enkele andere, essentiëler verplichtingen opnoemen. De naastenliefde is voor hen iets ,,daarnáást”, meer verband houdend met een binnen de werkzaamheden der Kerk noodzakelijk geworden ,,taak-verdeling” dan met het ,,voornaamste gebod”.


35














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 09-06-2002 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 15-02-2010