lijst van werken
vorige bladzijde



H E T   T W E E D E   G  E B O D


1

Het christendom is, als verlossingsreligie, ook antwoord op de vernederende realiteit van Gods onkenbaarheid. Gods volstrekte onkenbaarheid houdt in, dat wij Hem niet kunnen liefhebben, tenzij onrechtstreeks: in de liefde voor zijn werken, – waarvan de mens het schoonste en verhevenste is. Als Christus de eigenlijk zo uitermate merkwaardige uitspraak doet, dat het tweede gebod gelijk is aan het eerste, dan betekent dit, dat de liefde tot God slechts mogelijk is in de gedaante van de liefde tot de mens. Christus bevestigt dit als Hij zegt: al wat ge aan de minsten der mijnen hebt gedaan, dat hebt ge aan Mij gedaan. En Vondel spreekt in zijn Lucifer een soortgelijke gedachte uit, wanneer hij de engelen, nadat zij hebben moeten bekennen:

           .   .   .   ,,alle Englekennis
En uitspraeck, zwack en onbequaem,
Is maar ontheiliging en schennis”,

aan het slot van hun sublieme reizang laat zeggen: ,,Laet ons Godt in Adam eeren”. En Joannes, Jezus’ geliefde leerling, schrijft in zijn eerste brief: ,,Niet hierin bestaat de liefde, dat wij God liefhebben. () Nooit heeft iemand God aanschouwd; maar wanneer wij elkander beminnen, () dan is in ons de volmaakte liefde tot Hem” (4,10.12), en hij vervolgt: ,,wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet bemint, kan God niet beminnen, die hij niet heeft gezien”. Het vervullen van het eerste gebod is niet denkbaar als het tweede gebod niet tevens het eerste is. Hoe zou men trouwens de hoogste vorm van liefde (die tot God) kunnen zijn, als men niet die lagere vorm van liefde (voor de mens) is, of wil zijn.
,,Lässt ja doch das Neue Testament darüber keinen Zweifel, dass die Hingabe an Gott in der Hingabe an den Nächsten verwirklicht werden muss1). volgende bladzijde


1) Otto Semmelroth S.J.: ,Vom Sinn der Sakramente’, p. 51: Frankfurt, 1961.


13














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 09-06-2002 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 24-07-2010