III
Hij was de zuivere stilt in elk te aardsch verblijden,
en als ik wankelde was hij mijn bondgenoot,
hij vergezelde droefheid met een hemellicht verbeiden,
en geen heeft mij toch minder van mijzelf ontbloot.
50
aangemaakt: 22-04-2008
Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
laatste aanpassing: 13-08-2011