lijst van werken
vorige bladzijde




M A A N N A C H T


Gij zijt over ons als een maannacht
blank en oneindig.

Wij weten:
een ver meer staat in het maanlicht stil geheven.
Als een pure zilver-damp viert het in zich gekeerd
de ontvangenis van het licht.

Maar wij zijn de arme kinderen van het doffe laagland,
donker verdoold over den einder;
de zware trek van ons hart
        naar de glinsterende maannacht-gletschers der Alpen,
        naar de maannacht-meren daartusschen verspreid,
bedelt over de heuvelen van ons land
— maar ’t uitzicht is ons niet wijd, niet hoog genoeg.
Wij keeren weêr, bedroefd,
naar omlaag,
— naar ons laagland,
het donkere, het doffe.
En staren naar de scheepjes eindeloos in nachtland verloren.

Zij echter hebben lichtjes uitgezet, en groeten U vertrou-
[welijk.
Heer, Heer, leer ook ons eenvoudig zijn.
Ons breekt een onstilbaar verlangen,
uw kinderen van het doffe laagland, donker verdoold over
[den einder.






20





















volgende bladzijde
inhoudsopgave




aangemaakt: 22-04-2008 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 12-08-2011