lijst van werken
vorige bladzijde



vorige  bladzijde het noodzakelijk daadwerkelijk met zijn leven te zijn wat men reeds is: dit is steeds het vertrekpunt en eigenlijk altijd weer het doel. Het is die wenteltrap binnen onszelf, binnen steeds diezelfde toren welke wij zijn en waarvan wij slechts opwaartsklimmend het torenwezen herkennen en bevestigen. – Leven echter is nooit voltooid doch altijd worstelend en wordend d. i. naar zijn voltooiing strévend leven. De mens is groter dan zijn opdracht, en eindeloos dieper dan hij aan zelfbevestiging realiseert. Welke diepte van zichzelf de mens ook bereikt en verwerkelijkt, hij blijft steeds aan de oppervlakte van zichzelf, steeds onvoltooid. Voltooid zijn wij slechts als wij teruggekeerd zijn in Hem uit wie wij allen zijn voortgekomen en in Hem keert de mens terug in zijn orde, die onverdeeld zijn deel is dan. In Hem wordt hij geheel die hij is, naar wezen en in oorsprong is, doch van wie wij ons op aarde geen enkel beeld kunnen vormen. Nog in de volmaaktste mens op aarde aanschouwen wij als in een zwarte spiegel wat het menselijk wezen in waarheid is. Dan echter rusten wij in God, en rusten wij in onszelf. Daar zijn de vermogens van onze ziel onbelemmerd zichzelf – ook omdat het lichaam tot zijn volmaaktheid is teruggekeerd. Hier is de mens, zoals de jonge dichteres Harriet Laurey beschreef in het zeer bijzondere gedicht waarin zij de door liefde verteerde mens met een toren vergeleek: volgende bladzijde

[158]










volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 11-03-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 26-10-2014