lijst van werken
vorige bladzijde



vorige  bladzijde « Car je suis un homme, Jupiter, et chaque homme doit inventer son chemin ». Bedoeld fragment nu luidt aldus:
    « En ik vraag mij af of een soortgelijke verschroeiing als einde niet degene bedreigt, die de zuilen van ’s mensen edelste verworvenheden omvertrekt om weer alleen, ver van tempelbouw en tempelwoord, in eigen oorspronkelijkheid slechts het oorspronkelijke Christus-woord te horen. Want als ik aanneem, dat ook het edelste kennen der mensen een bedekken is (en dat blijft het naar één zijde ongetwijfeld), moet ik tevens aannemen, dat ook mijn eigen kennen in die doem deelt. En ik kan er terecht van overtuigd zijn, dat het historisch gegroeide Christendom (deszelfs actueel moment) mijn individualiteit miskent, niet telt en verminkt, maar dit Christendom van mij stotend, stoot ik nog allerminst op mijn oorspronkelijkheid – want wat daarna van mij rest is toch altijd een product van vele eeuwen voorgeschiedenis en van mijn eigen voorgeschiedenis tot dan toe, en is in dat alles verstrikt. Maar als ik aanneem, dat ik bij machte ben iets van het Christus-mysterie te verstaan, te ont-dekken, te ontgrenzen, dan moet ik datzelfde aannemen, minstens, van de edelsten die mij in deze zijn voorgegaan en die iets van « de goede geur van Christus » (zoals Gezelle zegt) hebben gezocht; dan moet ik aannemen, dat ook zij iets daarvan hebben opgevangen, en dat ook zij volgende bladzijde

[142]










volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 11-03-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 26-10-2014