|
CLAMAVI
Dat al dit lijden niet het diepste doodt...
Hoe lang reeds duurt dit vruchtloos woeden,
aanval op aanval, dit nooit moede
en onaflaathaar tegen mij gericht gevecht.
Waarom? – Nóg, hoe gefolterd en ontrecht,
sta ’k zo Gij eiste, zo ik altijd stond:
stil, recht in U en in mijzelve recht,
en met de wereld in mijn schoonst verbond.
Laat het genoeg zijn nu, o God, genóeg
al het onzegbare, dat Gij mij vroeg.
|
33
|
|