lijst van werken
vorige bladzijde



vorige 
 bladzijde zaam maar gestadig afbrokkelen en ineenstorten beginnen: een ineenstorten boven haar eigen voosheid en voorbarigheid. Dat is de eenige conclusie, die zich aan van Duinkerkens critiek op het hedendaagsche geloofsleven verbinden laat. Men kan dit geloofsleven wel tot een fictie herleiden, maar men accepteere daarvan dan ook de logische consequentie: het afwijzen der hereeniging als actueel probleem, en het aanvaarden eener binnenkerkelijke reformatie als eerste, meest dwingende voorwaarde om een wezenlijke en vruchtbare hereeniging voor te bereiden.
Ook nog hierom: eenige waarborg voor een waarachtige hereeniging is opheffing van datgene wat de scheiding veroorzaakte, en dat was, zooals van Duinkerken opmerkt, niet allereerst een leer, maar een practijk, een vervallen, door en door verziekte en verworden geloofspractijk. Hetzelfde dus wat van Duinkerken, schoon onder andere vormen, in het heden constateert. Ook zoo bezien eischt de hereeniging als eerste voorwaarde een binnenkerkelijke reformatie; deze is, hier, het éerste ,,actueel” probleem voor den katholiek. De vraag is hier niet of deze hernieuwing in Christus van de bestaande geloofsgemeenschappen mógelijk is, of hoeveel ,,tijd” een zegepraal van het Rijk Gods binnen de Kerk zou vergen, – de eenige vraag zou hier kunnen zijn hoe deze strijd zou moeten gevoerd worden. Heeft men zich van dit ,,hoe”, als zijnde het meest beslissend probleem, rekenschap gegeven (van Duinkerken zwijgt over dit ,,hoe” in alle talen), dan beginne men den strijd. Voor zoover deze strijd slaagt is hij een hernieuwing, en voor zoo ver hij een hernieuwing is, is hij, tevens hereeniging: bereidt hij deze, zichtbaar of onzichtbaar, doch in ieder geval zeer wezenlijk, volgende bladzijde

185



















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 23-04-2011 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 31-01-2013