lijst van werken
vorige bladzijde



vorige 
 bladzijde loopend met gestalten (die gemeenlijk buiten zijn gezichtsveld liggen) en verwaarloost het denken (dat hij, althans tot op zekere hoogte, zou kunnen bemeesteren: het relief geven dat het toekomt). Hij práát maar; hij praat aan één stuk, hij weet van geen ophouden, zijn raffel staat bij wijze van spreken geen oogenblik stil, maar slechts zelden, zeer zelden raakt hij een essentie. Wat zag hij van Erasmus, van den toch grooten, scherpen, beheerschten humanist zooals wij hem kunnen leeren kennen uit zijn werk, uit de portretten van hem door zijn tijdgenooten (Holbein)? Niets. zijn Erasmus is hoogstens iemand die, in het tumult der losgebroken ,,meeningen”, een àndere, misschien ook wel juiste, ,,meening” was toegedaan. Zijn Erasmus heeft niets gemeen met den trotschen, aristocratischen polemist die, evenals Morus, ten opzichte van de invasie der hervorming, toch nog wel iets anders (iets hooghartigers) vertegenwoordigde dan alleen maar een andere, juistere meening (en heurzelver vonnis), en ten opzichte van Luther nog iets anders (iets kleinmoedigers) dan een aristocratisch ,,terzij de horde”.
Wat zag van Duinkerken van Jeroen Bosch, van wien hij zegt dat hij in zijn verbeeldingen ,,met een angstwekkende hevigheid al datgene doorleeft, waardoor de geweldige ziel van Maarten Luther aangevochten werd”? ’n Gemeenplaats. Maar afgezien van het feit dat het mij niet recht, ja, bij geen benadering zelfs duidelijk werd, waarin voor Anton van Duinkerken Bosch’ geweldigheid en grootlheid nu eigenlijk bestaan hebben; afgezien van het feit, dat een der allerverschrikkelikste dingen, die hij op Bosch’ doeken vermocht te ontdekken, de gehuichelde barmhardgheid van den pharizeër is (welke barmhartigheid Christus, volgens volgende bladzijde

175



















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 23-04-2011 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 31-01-2013