lijst van werken
vorige bladzijde



vorige bladzijde wellicht als weinigen gefascineerd (en getergd) werd door den geheimzinnigen adel van den voornamen mensch, schreef eens: ,,Es giebt eine Unschuld der Bewunderung: der hat sie, dem es noch nicht in den Sinn gekommen ist, auch er könne einmal bewundert werden.” Het is deze ,,onschuld”, deze zeldzame ongereptheid nog, die een der puurste wezenstrekken – en ook, in zekeren zin, het noodlot – vormt van dit pastoortje van Mézargues. Hij is zich zijn velerlei onmacht en menschelijkheid te scherp en pijnigend bewust om niet met een triesten glimlach aan het goede en sterke in hem, het geheel bizondere ook, voorbij te gaan. De sterken herkennen hem onmiddellijk, instinctief, als een der hunnen; hijzelf echter herkent zich nooit in een van hen. Voortdurend overweldigt hem het besef van zijn velerlei machteloosheid, – maar inplaats van hier verstrikt te zijn in een redelooze obsessie, obsedeert hem hier, met een onaflaatbare luciditeit, het zuiver doch kwellend bewustzijn van die laatste vernederende werkelijkheid welke de mensch zich zoo zelden als de zijne bekent. De keerzijde echter van dit bewustzijn en, meer nog wellicht, van zijn ,,onschuld”, is een troebele verwarring en verslagenheid, een knagend zelfverwijt, een schaamte over zichzelf die hem elken levensmoed beneemt, en die, zoo schijnt het mij, de eenige bekoring, de eenige zonde van dezen eenvoudige van geest is geweest.
Dit besef van onmacht (zijn wanhoop ten laatste) is geen gevolg van de kleine kuiperijen, de mistroostige verwikkelingen waarvan zijn persoon tegelijk oorsprong en dupe wordt, noch van het ontmoedigend en vermoeiend mistasten in de zóó kleingeestige verhoudingen zijner paro- volgende bladzijde

94



















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 23-04-2011 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-01-2013