|
heeft niet het recht met een dergelijk sjofel en voos massamoraaltje een gemeenschap te tyranniseeren (of, wat hetzelfde is: te verwaarloozen, aan zijn lot over te laten).
Het verzet tegen dit souverein geworden moraaltje komt niet voort uit den onwil (of onmacht) gradaties te aanvaarden; het is een verzet tegen zijn wezen. Dit verzet aanvaardt wel dat de mensch slechts van verre, onbeholpen en onvol-komen het doel benadert, het aanvaardt niet dat het doel wordt ontkend of vervangen; het verwerpt een „godsdienstige” practijk die een gecontinueerde ontkenning van het wezen der religie is; het verwerpt die horden „godsdienstigen” die geen enkele behóefte hebben aan Christus, – tenzij aan een Christus die hen van Christus ontslaat; het verwerpt die gemeenschap welke van elke werkelijkheid, hetzij menschelijke of goddelijke, verre wordt gehouden; het verwerpt heel die sinistere godsdienst-comedie (met haar voos en corrupt „geluk”) als een fictie, – een fictie wier hoogst bereiken een „fiction administrative” is.
Tenslotte nog dit (ook dit heeft men ongetwijfeld reeds begrepen): het is normaal dat wij (wij) erkennen, dat wij den eenen en denzelfden Christus op een ander niveau leven, móeten leven, dan een figuur als Paulus, dat zijn leven ons dus in zekere mate „vreemd” is. Niet normaal is, dat wij Pascoaes’ Paulus-verbeelding (ondanks datgene wat een katholieke critiek als onaanvaardbaar zou moeten verwerpen) niet beschaamd herkend, bemind en begroet hebben als een hartstochtelijk benaderen willen (en een zeer diep benaderen reeds) van een der schoonste manifestaties van menschelijk en goddelijk leven. Niet normaal is, dat
91
|
|