lijst van werken
vorige bladzijde



vorige bladzijde essentieel verschil tusschen de „religieuze” menigte heden en den waarlijk religieuzen mensch. Voor den laatste con­centreert zich de essentie (en daarmee de peripherie) van zijn bestaan om een mystiek middelpunt: de beschouwing van God, of, menschelijker uitgedrukt, de overweging van het Evangelie, van Christus’ leven waar in de goedertieren­heid en de menschlievendheid van God ons geopenbaard werd. Voor de practici van het kleine moraaltje speek deze mystieke kern – de centrale en normale realiteit van een religieus leven – volstrekt geen rol: zij is geen wensch en geen werkelijkheid, geen feit en geen verlangen. Hun levenscentrum (áls hun leven een centrum heeft) is een practijkje dat met de eenig-werkelijke handeling van een religieus leven geen enkel verband houdt; het houdt zelfs geen verband meer met de handeling eener zuiver-natuurlijke mo­raal; het heeft geen waarde voor het godsdienstig en geen reëele waarde voor het maatschappelijk leven. Het eenige resultaat is, dat het (bij wijze van spreken!) menschen in den hemel helpt die nimmer kans liepen naar de hel tegaan en naar de hel helpt wie hier op aarde, in de broederlijke gemeenschap der Ecclesia, een kleine lichtstraal van den hemel zochten.
Men poogt dit naargeestige moraaltje te rechtvaardigen met een beroep op het feit dat het brave burgers kweekt, „de maatschappelijke orde” helpt bestendigen (en bijaldien.... maar ge ként dat praatje), maar zelfs de staat, welks speci­fieke taak het is goede burgers te vormen, heeft tot plicht er betere te vormen, en 'n beter orde te bestendigen dan waartoe deze verleugende casuistiek, die alle normen ver­vaagt en alle realia uitwischt, bij machte is; zelfs de staat volgende bladzijde

90



















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 03-02-2007 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-01-2013