|
langens. Burgers creëeren niets, en allerminst een hemel; zij maken er zich, eenmaal gecreëerd, hoogstens van meester. Maar de hemel, dien zij in bezit nemen, hún interpretatie van den hemel (en de rol die deze interpretatie in hun leven speelt), verschilt evenzeer en even essentieel van de oorspronkelijke droom als de hemelmozaieken der oude Florentijnen van de matglazen fluim die in onze étalagekasten als de opperste uitdrukking eener Maria-devotie prijkt, als Pascoaes van dat beaat collectantje wiens eenige „religieuze inhoud” de zekerheid is, dat hem, als hij zich maar naarstig aan z’n moraaltje houdt, „niets kan overkomen” (en inderdaad: hem overkomt niets – zelfs als hij zich niét aan dat moraaltje houdt). Het hiernamaals van den burger speelt, in de practijk van zijn leven, geen rol; het is hoogstens een achtergrond, een nauwelijks terzake (zooals ook blijkt in de hedendaagsche religieuze kunst); de essentie van zijn bestaan ligt in het ”hier”. Voor den godsdienstigen, den waarlijk mystieken mensch is het hiernamaals een essentie, - zooals zij de essentie was in het groote bloeitijdperk der religieuze kunst. Als het hiernamaals, het kennen en bereiken van God, slechts een droom is, is zij minstens de droom van „creaturen, die in voortdurende wedergeboorte verkeeren, van de bloeiende zielen van dwazen en dichters”, van wezens „die de laatste bron op aarde zagen verzanden” en van al de zielen „die zich niet kunnen neerleggen bij de armzalige wetenschappelijke realiteit, het tweemaal twee is vier van de Onderaardsche Stem”; het is óók, als het enkel een droom is van ménschen, de creatie, het laatste woord van menschen als Augustinus, van gedrevenen door een verlangen naar
85
|
|