lijst van werken
vorige bladzijde



die de Kerk aanvaardt, het zijn geen zaken die haar handelen bezielen – als zouden zij iets wezenlijks beteekenen. Zij zijn hoogstens „grootsch” op de wijze waarop de dingen dezer wereld dit zijn, maar het Rijk dat niet van deze wereld is, is op ándere wijze grootsch. Hoe eervol de plaats is welke de Kerk in de wereld bekleedt, hoe groot ook haar aanzien – het is altijd niets, volmaakt niets, bij de verborgen glorie van het Rijk Gods in de ziel, het eenige, en tevens schoonste, dat den strijder Gods bezielen moet. En het is mínder dan niets, als aan die uiterlijke luister der Kerk geen inwendige zegepraal van het Rijk Gods (over hen die tot de Kerk behooren) beantwoordt. De Kerk heeft als het ware geen eigen bestaan, evenmin als Christus. Zooals Hij slechts dienaar was, zoo is zij slechts dienaresse. Haar eenige bestaan is in de zielen. En geroepen tot een eerste plaats in de wereld, aanvaardt zij deze slechts op dezelfde wijze als sommige heiligen de pauselijke waardigheid hebben aanvaard: met angst en beven, – wel wetend, hoe snel de macht der Kerk, die altijd menschelijk, al te menschelijk zal blijven, een gevaar kan worden voor de macht, de zuiverheid van het Rijk Gods, en hoeveel beter zij – de altijd menschelijke – het Rijk Gods kan trouw zijn in vergetelheid en onbekend­heid dan in aanzien en macht. De Kerk ontwijkt een eervolle plaats in de wereld nochtans niet, zij vreest haar alleen; zij aanvaardt haar, als het moet, maar zij wordt er nooit door bezield. Adalbert Bangha wordt er echter hevig, welhaast exclusief, door gebiologeerd; heel zijn „bezieling” – zijn vaak balkende bonhomie – put hij uit de mogelijkheid eener machtige positie, en hij beziet dit alles dermate sim­plistisch, dat hij zich van de gevaren, aan een eerste plaats

24



















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 03-02-2007 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 17-07-2009