|
DE GROOTE DROOM
1
De droom, de groote droom van een over de wereld zegevierend christendom moge van een vurige liefde, een hevig-menschelijk verlangen getuigen (hij heeft, in de historie der Jezuïetenorde, tot vele grootsche en heroische – en ook vele tragische – impulsen geïnspireerd), dezelfde droom krijgt, geïnterpreteerd door een middelmatig brein, een afschuwelijk-geborneerden, geperverteerden en onleefbaren inhoud; en hij kan tot de naargeestigste consequenties leiden als de desiderata van zoo'n bizar, in zijn wezen vervalscht verlangen normatief en bezielend moeten worden voor het handelen eener godsdienstige gemeenschap. Van een schoone droom naar een triviale waan is het slechts een stap. Het eerste kan een misverstand, maar dan een subliem misverstand zijn, en ook tot sublieme daden activeeren, het tweede nadert onmiddellijk het sjofele confectie-visioen van geestelijk minvermogenden, en de daden waartoe zulk visioen inspireert zijn dan navenant: ijdele wanen: brouhaha, dat met geen enkele werkelijkheid meer verband houdt. Kan men de groote droom der Jezuïetenorde (ondanks zeer veel) eerbiedigen, bewonderen zelfs, al was het alleen maar om de daden en gestalten die hij heeft opgeroepen, de „groote droom” van Adalbert Bangha S.J. is burlesk gezwets geworden. Zijn strijd met dezen tijd en zijn idealen voor dezen
22
|
|