lijst van werken
vorige bladzijde



DE ONTMOETING

. . . . . . . . . . . .
,,Zo arme wáán
al harde glorie over eigen schoon;
zo nutteloze vlucht dat geen Zijn Boetgezanten,
troosteloos dolend, horen wilde’ en allen
zingend en luider-lachend naar hun spelen keerden;
zo droef, vergeefs verweer, dat zij de Wrekers doodden
die hun toornig woord
als donkre gangen door hun leven dreven
– een zwarte nacht verzonk hun somber-trotse
zwaar-ommuurde land:
een wankle, veeg-vervluchtigende schim,
een ijdel, spoorloos uitgewist tumult

: de ruimten stil ei zwart (Is dit de laatste nacht?) :
geroepnen en gezondnen, allen zijn omgebracht.

naamloos en naakt het bloedend Kruislam hangt.
toen alles onderging is Hij alleen gebleven
en hield, ook om dien zwarten nacht, smekend
de schuldeloze armen naar Zijn God geheven
gelijk een eenzaam leven, en een wereld lang . . .”



Toen moest, o klagelike Dood,
iedere vreugd wel diepe weedom worden,
iedere liefde vals en iedere moed te moe;
jaloerse God des Bloeds, toen moest –
Uw eenzaamheid ontmoetend wáár hij vluchtend ging –
deez schuldeloze knaap
wel schuw-beschaamd en bang
ten laatste gaan
alléén tot U, mèt U –
zie, droefenis en schuld
werd elke vreugd, elk schoon, en elke daad,
dóór U ...

O! om nog eens zingend en zorgeloos, Uw droeve Schoon voorbij,
te delen mogen naar de witte zoom der zeeën;
nog eens, Uw blindlings Leven vreemd,
in zoete waan van deernis, liefde’s daad geloven
de vluchtig’ overgaaf van ’t steeds-eenzelvig hart;
o hart! - nog ééns van alle derven zingend leven mogen,
ééns nog in schone trots zèlve al leed weerstaan;



15
























volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 04-05-2005 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 21-06-2010