lijst van werken
vorige bladzijde




REMBRANDT, DE REALIST

En zij riepen Simson uit het gevangenhuis; en hij speelde voor hunne aangezichten, en zij deden hem staan tusschen de pilaren.

(Rigteren XVI, 25)
Alle dinghe
Syn mi te inghe!
Ic ben soe wyt!

De weinigen, de weinige redelooze Realisten, hebben zichzelf niet den smaad der gemakkelijke ontsnapping aangedaan; naakt tot in de bitterste uren hunner menschelijkheid doorstaan zij het tempeest der Werkelijkheid ,,dans ce silence, dans cette contemplation, dans ce crépuscule d’argent de l’oraison...” die Caïn Marchenoir in de Grande Chartreuse vond, — ce crépuscule d’argent de l’oraison qui guérit les colères et qui guérit les tristesses 1) Hun het naast verwant zijn de hongerende rodeurs, — weinigen! — wien de schoonheid der aarde even hevig in het lijf gebrand werd als het besef der Werkelijkheid in hun geest. J’ai cinq sens qui me rattachent à la vie; mais, ce sixième sens, ce sens de l’infini! 2) Die deze gespletenheid in haar naakte ellendigheid niet te dragen vemochten of niet áándurfden, vluchten in den kunstenaar: aan hun lijf brandt de schoonheid der aarde, in hun geest staat het besef der Werkelijkheid en de bevrijding uit dit groot gevecht wordt ontwrongen aan het heroïsch kompromis, — heroisch maar toch kompromis — van absoluteit en betrekkelijkheid: kunst. Zij: de redelooze stem dezer gespletenheid, maar het is de redeloosheid van een klaagmuur, waaraan een stem hongert, die haar verhooring niet vinden zal voor het einde, vergeefsche toorn toornt, volgende bladzijde


1) Léon Bloy — Le Désespéré.
2) Jules Laforgue — Hamlet.


17





















volgende bladzijde
inhoudsopgave




aangemaakt: 02-02-2015 Copyright © 2015 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 03-03-2015