|
J E A N - B A P T I S T E - M A R I E V I A N N E Y
1
Hij had de eenzaamheid met U zeer lief, -
zijn laatste zelfzucht en uw laatste grief.
Alleen uw zuiverheid, uw stilte, licht zijn van uw licht,
en droefheid om de Verre glorie van Uw Aangezicht;
en het wit liefdelam, - het klein, verworpen lam,
welks zacht en dringend blaten zo droef tot hem kwam;
het eenzaam lam verblijden, - klagend bij de bron
die stil en helder tussen het gras ontsprong,
eeuwig vergeten, eeuwig onstilbaar zong. -
Niet weten van de wereld, hoe zij steeds verwon;
ver, ver van haar vervuld zijn slechts van U,
en hemel zijn, leven in U, reeds nu.
Hij had de eenzaamheid met U zeer lief, -
zijn laatste zelfzucht en uw laatste grief.
11
|
|
|