lijst van werken
vorige bladzijde


361

hij een stil, dromerig natuurtje geworden dat onbewust nadacht over de dingen, d.w.z. van niets dat hem kwelde lòs kon komen.
    Hij was ’n uitverkorene! dat was het! want had hij niet tot verleden jaar versjes geschreven (o, de vleiende briefjes der hoofdredaksies), en was hij op ’t ogenblik niet bezig met ’n drama? en was hij tenslotte niet tot dit levensinzicht gekomen: dat alle menselik verlangen oneindig is; dat God, als Straffer, de Enige is die het verlangen van de mens zo dit de verkeerde richting uitging of dreigde uittegaan (distinguo), bedwingen kan en op de goede baan terug kan brengen; – dat-ie de noodzaak inzag van hel en hemel; dat hij inzag dat alles moest hersteld worden in Christus (’n vrijgestelde hoorde hij ’tzelfde zeggen. Te duur betaald? Och! ’t is alleen een beetje pijnlik ’tzelfde van zo iemand te moeten horen); dat-ie ’t leven in vogelvlucht kon zien d.i. als allemachtig klein, voorbijgaand en waardeloos en dat ie met Augustinus (dezelfde vrijgestelde haalde dezelfde woorden aan) kon zeggen ,,Gij hebt ons gemaakt met een drang naar U, en onrustig is ons verlangen totdat het rust vindt in U”; dat, kortom, ’t enige doel op aarde was: God te dienen en daardoor in de hemel te komen: ’tzelfde wat in de katechismus stond – – maar dat waren toen maar woorden geweest, wóórden. Alles ijdelheid – alles, alles.
    Jawel!
    Niets krijg je voor niets, en dit enkele inzicht, die enkele gedachte – die vogel in de lucht – had hij met heel zijn opgejaagde jeugd moeten betalen. Gelukkig, was hij dan nog niet één ogenblik geweest! Vooruitbetalen? Te duur? Och! De kwestie was alleen maar dat anderen èn ’n gelukkige jeugd èn dat inzicht hadden (dat verdiepte inzicht!). Zie je, maar daar stond weer tegenover dat-ie tot ’t vorig jaar versjes had geschreven, etc. En dan: hij was vergeetachtig: God moest dus wel de reus uit bergen voor hem zijn. – Vergeetachtig? Maar was hij er de schuld van dat hij vergeetachtig was. Maar hoe kon hij vergeetachtig zijn als hem dat nooit was geleerd? Want wie had die woorden levende werkelijkheid voor hem gemaakt? Niemand! Niemand! ’t Familie-leven....? ’t Familie-leven was larie! larie! larie!
    En zoo stond hij – als na ’n razende kringloop – weer bij z’n oude gedachte: de zonden, de lichtzinnigheden der ouders, van hen, die je opvoeding leiden, van hen die je omgeving hebben gevormd, worden in de kinderen, in jou gewroken. Want wàt krijg je mee? Niets! Integendeel! Je komt op de wereld met een leeggevreten ziel, anderen hebben geleefd, zijn gelukkig geweest ten koste van jouw geluk, bestolen kom je op de wereld en er is geen mens die je de weg wijst. Alle levenswaarden moet je-zèlf weer veroveren: je leven was geen vervòlg, geen gebruik maken van wat de anderen die volgende bladzijde






















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 02-08-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 08-10-2010