lijst van werken
vorige bladzijde


ge taak VERVULT, om de bevolking maatschappelijk, economisch en staatkundig op te heffen tot een zoodanig peil, dat de effectieve Nederlandsche leiding kan worden ontbeerd” (G. G. de Graeff bij de opening van den Volksraad, Mei 1928). Metterdaad! Door dáden! Na al de verheven programma’s en beginselverklaringen — waaronder aandoenlijk hoogdravende! — door dáden overtuigend bewijst, niet aIleen principieel bereid-vaardig, maar practisch capabel, voor haar opgaaf berékend, te zijn. — Want wij staan — beseffen wij dit goed — aan het eind van een tijdperk waarin niet alleen door negatieve, maar ook door positieve Regeeringsdaden het volksvertrouwen gevaarlijk geschokt en dreigend ondermijnd is geworden. Zullen wij, in den korten tijd die een volksbeweging ons laat vóór zij als een onweerhoudbaar natuurgeweld over ons heen stort, deze daden kunnen stellen? Zullen wij, in dien korten tijd, een lang, zeer lang verleden kunnen goedmaken? dat verleden, op het laatste moment, nog òngestràft kunnen ontkomen?
In ons individueel leven kan één goede daad vele aangedane beleedigingen en vernederingen goed maken; in het leven van een land één generatie een heel verleden van liefdeloosheid te niet doen. Mits dat eene geslacht met-ter-daad OVERTUIGT de gevraagde daden te kùnnen stellen. Nu is het echter zóó, dat de Regeering rust vraagt (en telkens opnieuw rust vragen zal) om tot een oplossing te komen, en een volksbeweging eerst dan tot rust komt als de oplossing daadwerkelijk en overtuigend aanvangt. — Draait men hiermede niet in een vicieuzen cirkel, — die sprìngen moèt? Staat men hiermede niet tegenover een vrijwel hopelooze opgaaf?
Laat ons niet spreken van rècht.
Als het de taak der Nederlandsche Leiding is den Indonesiër zoodanig op te heffen, dat de Nederlandsche Leiding kan worden ontbeerd, — dan zijn er slechts rechten aan den kant van den Indonesiër (die hetzelfde wil, vráágt) en slechts plichten aan den kant van de Nederlandsche Leiding dan ontleent de Nederlandsche Leiding slechts haar recht aan het daadwerkelijk vermógen dezen plicht te vervullen, èn aan haar onbaatzuchtige, aan, haar ONVERDEELDE bereidvaardigheid het gevraagde te geven.


17


















volgende bladzijde



aangemaakt: 16-11-2008 Copyright © 2011 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 04-01-2011