lijst van werken
vorige bladzijde


De Kerk had ongetwijfeld het Westen tegen zich gekregen, maar de uitbreiding van Gods Rijk op aarde geschiedde steeds in bloed en tranen; de Kerk Gods groeide steeds onder verdrukkingen en tégen de verdrukking der ,,wereld” in; zij arbeidde en groeide dan in het VERBORGENE — met de wapenen eener listigheid, die de listigheid van de kinderen der duisternis steeds overtreffen zou. De catacomben waren haar wapenen, en de Engel, die de poorten voor Petrus opende en zijn boeien slaakte. Andere wapenen aanvaardt zij niet waar zij, in het oog der wereld, een nederlaag lijdt tegenover de ,,wereld”. Het is het wapen van het ondergrondsche graf, waaruit Christus herrijzen zal. — Zij gaat onder het gezag der overheerschers haar eigen weg naar den inlander — ongestoord, en met den glimlach der vreugdevol bedroefden. Zij gehoorzaamt dit gezag in alles wat des keizers is en leert dit ook den verdrukten, maar weigert gehoorzaamheid aan bevelen die ingaan tegen wat van God is. Indien de overheid de missie verbiedt, omdat de Kerk het opneemt tégen háár en vóór de verdrukten, arbeidt zij in stilte en in ’t verborgene: ,,se renferme dans une passivité qui ne veut être ni dédaigneuse ni hostile. Les ordres qu’il reçoit sont non avenus, simplement.” Wij zijn vol verontwaardiging over art. 177. Maar Sertillanges voegde aan het woord ,,Men moet God eerder gehoorzamen dan de menschen” déze zinsnede toe: ,,c’est de cri des


danks boekte ook deze — in zóóverre onder allergunstigste omstandigheden gedreven kolonisatie-door-een-christelijke-mogendheid, dat de Kerk, mèt de Kroon, streng, openlijk en onvermoeid het Rijk Gods, haar uitbreiding, en de zeer beperkte bedoelingen van kolonisatie verdedigde — desondanks boekte ook déze kolonisatie deze fataalst denkbare gevolgen: verdringing (overweldiging) der inheemsche cultuur door de Spaansche, waar de eerste slechts tot een christelijke gesublimeerd had moeten worden, èn de in dertig jaren tijds voltrokken vernietiging (nagenoeg) der inheemsche bevolking. Wij nemen dadelijk aan, dat de schuld der tallooze wantoestanden in deze kolonies niet de Kroon trof, die inderdaad slechts met de grootste moeiIijkheden (en bijna niet) haar beveIen in de overzeesche landen kon doordrijven; maar wij nemen óók aan, dat, ware dit laatste wèl het mogelijk, wèl het geval geweest, een vrijheidsoorlog van den kolonist, van den bedreigden mammonist, het onmiddellijk gevolg zou zijn geweest. Waaruit men moge concludeeren, dat, ons erachtens, elke kolonisatie tot een fataal einde voert. Al was het alleen hierom, dat het doel van kolonisatie, waar zij de uitbreiding van het Rijk Gods bestreeft, ten allen tijde zònder kolonisatie verwerkelijkt kàn en moèt worden en elke andere kolonisatie (die niet door een dóór-en-dóór christelijke mogendheid gedreven wordt) onfeilbaar met den ,,geest van voordeel en geweld”, met het gewetenloos cynisme van het rijk der ,,wereld”, eindigt. — Zoodat dus de ,,afzonderings-politiek” der Jezuïten in Paragay dan ten allen tijde als eenige, als eenig-juiste, weg rest . . .
Sedert de Spaansche kolonisatie is echter de tegenstelling Kerk en kolonist (welke laatste sedert dien ook de Regééringen achter zich had) stelselmatig verdoezeld èn, erger nog: genegeerd en geloochend.




13


















volgende bladzijde



aangemaakt: 16-11-2008 Copyright © 2011 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 04-01-2011