|
Verantwoording en voorwoord
Al in 1991 had Raymund Bruning het idee opgevat om deze “opmerkingen”, de laatste teksten door Henri Bruning geschreven, apart te publiceren als een gedeeltelijk nagelaten werk. De eerste van deze zestien opmerkingen zijn indertijd gepubliceerd in Celibaat en medemenselijkheid (blz. 11-21, 39-40), een paar volgende waren opgenomen in het nooit gepubliceerde deel 2 (blz. 6-19 ) daarvan, en de laatste opmerkingen heeft Raymund in de nalatenschap van Henri Bruning gevonden (blz. 31-39).
Door zijn en mijn bemoeienissen met het oorlogsverleden van Henri Bruning was publicatie er tot nu toe niet van gekomen. En ook nu vindt publicatie voorlopig alleen plaats op internet, nadat wij deze opmerkingen al in hun oorspronkelijke context op onze site geplaatst hadden.
Omdat Bruning zijn opmerkingen alleen maar genummerd had, meende ik een duidelijker beeld van zijn betoog te krijgen, door de opmerkingen van een titel te voorzien. In plaats daarvan heb ik een inhoudsopgave toegevoegd inclusief de door mij beoogde titels en subtitels. De opmerkingen zelf heb ik verder ongewijzigd gehandhaafd, met uitzondering van de pagina indeling. Op deze site is nu elke opmerking een afzonderlijke page geworden.
Bruning had tot voor kort, ook als schrijver, een twijfelachtige reputatie vanwege zijn oorlogsverleden. Na mijn studie van al zijn oorlogsgeschriften was ik tot de volgende conclusie gekomen(): “Naar mijn verwachting, zou de samenleving, waarvoor hij zijn politieke strijd voerde, sterke overeenkomsten vertoond hebben met het samenleven, op natuurlijk vlak, van de leden van ‘de kerk van Jezus’”. ‘Op natuurlijk vlak’ had ik uitdrukkelijk vermeld, om onderscheid te maken tussen het geestelijk (bovennatuurlijk) leven en het alledaagse (natuurlijk) leven van de leden van ‘de kerk van Jezus’.
In deze zestien opmerkingen kwam alles samen. Allereerst zijn visie op de leer van Jezus, de essentie van zijn Verworpen Christendom, maar nu zonder verzet tegen de Kerk. Ook dat was als nutteloos achterwege gelaten, niet omdat de Kerk niet zou kunnen veranderen, maar omdat alleen een positief gerichte activiteit, in de leer van Jezus paste.
Vervolgens belichtte Bruning uitvoerig het grote verschil tussen Jezus en de, door Bruning van jongs af aan zo bewonderde, mystici. De mystici streefden naar het ‘één-worden met God. Een dergelijk verlangen moest voor de ‘Zoon van God’ toch totaal anders geweest zijn.
Leven volgens de leer van Jezus van Nazaret, zou automatisch een ander soort, een betere, samenleving voortgebracht hebben. Een samenleving die Bruning, voor en tijdens de oorlog, langs politieke weg ongeveer hoopte te realiseren. Bruning benoemde de essentiële verschillen tussen Jezus’ weg en de politieke weg in een van zijn opmerkingen.
Tot slot wil ik opmerken dat Bruning ook een soort visioen heeft gehad van een verre toekomstige samenleving der aardbewoners, geëvolueerd uit zeer, zéér vele generaties van Jezus’ volgelingen. Bruning verwijst daar naar als het Rijk Gods op deze aarde. Mogelijk bedoelde Nietzsche dat ook toen hij sprak over de Übermensch. ().
De titel van de bundel is uitdrukkelijk Jezus van Nazaret en niet Jezus Christus. Bruning heeft deze titel zelf aangedragen. Ik denk dat daar twee redenen voor aan te wijzen zijn. Allereerst omdat hij zich met zijn Liefdesleer van Jezus uitsluitend beriep op uitspraken gedaan door Jezus tijdens zijn leven, dat toch de langste tijd in Nazaret heeft plaatsgevonden. De tweede reden zie ik voortvloeiend uit de eerste. Bruning maakte onderscheid tussen Jezus, zoals die tijdens zijn leven als mens uit het evangelie voor Bruning naar voren trad (vandaar a-metafysisische opmerkingen), en Jezus, de Christus, onze redder door zijn kruisdood: de goddelijke Jezus van de Kerk.
Aan het eind van zijn verantwoording 'Een ander spoor....?' in Maatstaf () had Bruning al zijn twijfels over het politieke streven uitgesproken. In zijn laatste opmerking, die ik als appendix b heb opgenomen, lijkt hij dat nog verder uitgewerkt te hebben, en aldus, alsnog, de conclusie, die toen niet meer tot het onderwerp van zijn verantwoording behoorde, te hebben toegelicht.
Met deze zestien a-metafysische opmerkingen, die ik om meer dan één reden opmerkelijk vind, hebben wij Henri Bruning ruim 31 jaar na zijn dood, alsnog ‘het laatste woord’ gegeven, waarmee de hele titelpagina verklaard is.
Eindhoven, 22 januari 2015
Theo Bruning |
|
|