lijst van werken
vorige bladzijde


H E N R I   B R U N I N G

                     

Waarom wilde ik je onrust worden. Al die jaren heb ik je gehaat, heb ik je blijdschap vergiftigd, je in je liefde gekrenkt. Door mij zijn je vrede en liefde en blijdschap geëindigd in pijn en zelfbeschuldiging. Toch, jij was de enige zuivere van hart. Jij had het recht te zijn die je was, en zoals je was. Waarom heb ik je altijd gekweld? Om je weg te drijven uit een leven van goedheid, dat niet voor mij bestemd was? In jou heb ik me gewroken op alles wat zo vernederend is geweest. Leven voor anderen, leven voor anderen, ik heb het niet gekend, het is een mismaakte niet gegund. Haar geven is altijd beledigend, als wilde ze nóg de meerdere zijn. Als zij meestrijdt, met de anderen, wekt ze ergernis, als wilde ze de gelijke zijn. Ook op haar haat heeft ze geen recht: die wordt met deernis ’begrepen’. Zelfs haar wroeging wordt niet verdragen. Ze mag zelfs niet de mindere zijn. Ze moet niét zijn. Niets zijn. - Jij voedt nog in je dood het leven, het kleine zinloze leven dat de aarde in haar schoot verbergt. Zovelen voeden niets. [bitterder:] Dat niets-zijn heb jij nooit gekend. Kon je daarom zijn zoals je geweest bent: een ’zuivere van hart’: een argeloze van geest: die niet het bedrog begreep van je ’niets-zijn’!? Waarom moest die dwaze waan je antwoord zijn. Om die waan vergreep je je aan Lorenzo’s leven, en heb je het vernietigd nu. Waarom was je niet sterker dan mijn haat. Waarom was je, die je geweest bent. Dwaas. Dwaas! Nog in je dood is het alsof ik je haat: haat als vroeger, onverminderd! Haat, waarom!? Omdat jij zo ver van jezelf leefde, en ik alleen mezelf heb. Ik heb je willen vernederen met een innerlijke mismaaktheid zoals mij mijn lichamelijke levenslang redeloos vernederd heeft. Alles had je, alles was je, dat een mens tot mens maakt. Waarom, waardoor. Door een zelfbedrog dat je niet herkende en dat, herkend, tegen niets bestand bleek! Ik heb je niets misgund. Alleen dat zelfbedrog. Mij, mij was elke weg erheen versperd: ik ben die ik ben; en wat ben ik. . . ! Ik. . . . heb ik gedood? Heb ook ik gedood? Of wil ik wroeging zijn, me schuldig voelen - met nog anderen schuldig zijn, - omdat ik anders niets ben, niets dan een dor blad dat verloren en gescheurd naast het leven ligt.
Waar ben je, ben je ergens; hoor je me; weet je nu wat in je leven, en in het mijne, waarheid is geweest, en wat leugen?
Maria, in welke van onze waarheden is waarheid?
Het kruis antwoordt met de stilte van lege balken.




174





















volgende bladzijde
inhoud



aangemaakt: 02-08-2008 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 13-10-2010