lijst van werken
vorige bladzijde



366 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde rust bleef, is daardoor durend groter en gevaarlijker geworden, doch de stilte bleef als een heldere glazen bal waarin het schoonste en bitterste der aarde iriseerden zonder dat haar glans verbroken of zelfs maar versluierd werd. Zo kon hij alles uitspreken wat hem bedroefde en konden zij (de velen) die hem hoorden wanen, dat hij slechts de zanger ener argeloze blijdschap was... Toch is hij, hoe ook het diepste van zijn ziel stilte bleef, als een zeer menselijk mens blijven lijden, en hij heeft zich nooit geschaamd dit te bekennen. Elk woord dat hij schreef, is geschreven op het niveau van zijn werkelijkheid, nooit er boven, nooit er onder. Al zijn geslagenheid en verslagenheid is hij eerlijk en volledig geweest. Als weinigen kende hij de hunkering naar de vereniging met God, en toch verhinderde dit niet dat gans de doodsobsessie zijn deel werd. In God smaakte hij zijn schoonste vrede en ergens bleef hij onbereikbaar voor de vernederingen die de mensen hem aandeden, en toch kreunde hij onder deze eeuwige martelie als een dodelijk gewond dier. Hoewel hij in God en Diens schepping de diepste vervulling van zijn wezen vond, bleef hij – menselijk als hij was – levenslang hunkeren naar het verstaan en de vriendschap van een mens. Niets vervoerde hem zo gelukkig als de orde amoris van al het geschapene, en tegelijk verbijsterde hem de cosmische eenzaamheid waarin deze vervoering hem dwong te leven. Hoewel hij met zijn onwankelbaar Godsvertrouwen en natuurlijk levensvertrouwen geloofde en wist, dat geen leven vergeefs is, heeft hij als weinigen geleden onder de doem van zijn zichtbare doelloosheid. Gezelle is inderdaad, zoals Urbain van de Voorde het definitief geformuleerd heeft, ‘volledig ziel en volledig mens’ geweest. Altijd gold voor hem het paulinische woord: als stervende, en zie wij leven; en omgekeerd: als levend, doch ons bestaan is dagelijks sterven. Deze kwetsbaarheid is zijn moed geweest en de schoonheid van zijn vrede. Kon men van Gezelle zeggen: omdat hij de aarde zo aards, de natuur zozeer als natuur zag, daarom werd zij hem een goddelijke openbaring; eveneens kan men zeggen: omdat hij zijn menselijkheid zo menselijk was (zo kwetsbaar) en deze menselijkheid zo volledig overgegeven bleef doorstaan en zijn, daarom werd ook zijn menselijkheid iets heiligs. Ja, Gezelle heeft, op een moment toen de anderen nog maar aarzelend en nauwelijks het kleine betoog begonnen over de menselijkheid der heiligen, ons reeds de heiligheid der menselijkheid geopenbaard. Niet, uiteraard, die ‘menselijkheid’ volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 17-01-2010