lijst van werken
vorige bladzijde



352 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde adequate uitspraakmogelijkheid toelaat) léeft men niet meer. Men leeft dat is het vernederende tevens – altijd uit aanmerkelijk minder waarheid. Weliswaar is de zon de bron van alle leven, doch ons leven is slechts mogelijk door een verre, vluchtige afglans van haar wezenlijke realiteit. Zijzelf zou ons, zou alle leven verdelgen. En ik vraag mij af of een soortgelijke verschroeiing als einde niet degene bedreigt, die de zuilen van ’s mensen edelste verworvenheden omvertrekt om weer alleen, ver van tempelbouw en tempelwoord, in eigen oorspronkelijkheid slechts het oorspronkelijke Christuswoord te horen. Want als ik aanneem, dat ook het edelste kennen der mensen een bedekken is (en dat blijft het naar éen zijde ongetwijfeld), moet ik tevens aannemen, dat ook mijn eigen kennen in die doem deelt. En ik kan er terecht van overtuigd zijn, dat het historisch gegroeide Christendom (deszelfs actueel moment) mijn individualiteit miskent, niet telt en verminkt, maar dit Christendom van mij stotend, stoot ik nog allerminst op mijn oorspronkelijkheid, – want wat daarna van mij rest is toch altijd een product van vele eeuwen voorgeschiedenis en van mijn eigen voorgeschiedenis tot dan toe, en is in dit alles verstrikt. Maar als ik aanneem, dat ik bij machte ben iets van het Christus-mysterie (dat, staande boven alle eeuwen en openbarende waarheid nog voor de láatste eeuw, in geen enkele eeuw een adequate uitspraakmogelijkheid toelaat) te verstaan, te ont-dekken, te ontgrenzen, dan moet ik datzelfde aannemen, minstens, van de edelsten die mij in deze wil zijn voorgegaan en die iets van ‘de goede geur van Christus’ (zoals Gezelle zegt) hebben gezocht; dan moet ik aannemen, dat ook zij iets daarvan hebben opgevangen, en dat ook zij op enigerlei wijze, en hoezeer zij bepaalde essentialia hebben miskend, aan Christus’ waarheid hebben deelgehad. Maar dan kan hun woord, hun waarheidsverstaan (d.w.z. het overgeleverde) mij niet onverschillig laten. Zoals ik mijzelf nodig heb, zo heb ik hen nodig. – Ook Gezelle wist hiervan, en hij begon dan ook niet met verwerpen om vrij te worden. Gezelle vertrok waar hij stond. Hij vertrok met het waarheidsverstaan van zijn tijd; hij poogde hieraan – met de superlatief van zijn rechtschapen en vurig leven – gestalte te geven: in zichzelf en in de werkelijkheid om hem heen; hij toetste het, al levend, werkend en strijdend, aan het waarheidsverstaan van vroeger eeuwen en doordrong het met het (met betrekking tot zijn tijdgenoten) completer volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 17-01-2010