lijst van werken
vorige bladzijde



350 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

    vorige bladzijde ‘Waakzaamheid’, ‘waarheid’, ‘liefde’ waren woorden die deze strijdbare apostel als het ware op de lippen bestorven lagen, doch het woord ‘vrijheid’ (hier niet te verstaan als het politiek desideratum van de Vlaming) klinkt niet minder vaak van de lippen van deze deemoedige en gehoorzame priester. Met zijn persoonlijkheidsbewustzijn kon dit ook niet anders. Steeds heeft Gezelle het recht opgeëist zichzelf te zijn; dit heeft hij – in het volle bewustzijn van hetgeen hij was – als zijn hoge plicht begrepen. Doch hij heeft het opgeëist en verdedigd zonder ooit tekort te schieten ten overstaan van die andere plicht: de deemoedige gehoorzaamheid aan zijn Overheid. Deze gehoorzaamheid – aan hen die voor de scheppende homo religiosus die met hem in hun midden toefde, niet het minste begrip opbrachten – leidde bij hem niet tot afstand doen van zichzelf om de weg der velen te gaan, de vormgeving der velen te verwerkelijken (‘Hoe schoon de weerde schat ook zij / ’k en zal hem nooit beminnen’), doch deed hem zichzelf, zijn waarheid zijn en blijven waar en zolang hem vrijheid daartoe gegund werd. In zijn poëzie kon hij zichzelf en zijn waarheid onvoorwaardelijk zijn; en overal elders kon hij, geniaal en geïnspireerd als hij was, nog uit het grofste en armzaligste wapen hem in handen gedrukt een edel en fonkelend zwaard slijpen. Aan zijn graf (de enige plek klaarblijkelijk waar het geoorloofd is dergelijke dingen te zeggen, – niet eerder) werd terecht, werd eindelijk het zeer merkwaardige woord gesproken: ‘Het is zijn roem, zijn eigen genie zoo juist erkend en zoo trouw gevolgd te hebben.’ [12] Men kan niet ontkennen, dat dit inderdaad, ten overstaan van alle ondervonden hoon èn: spijts alle betoonde gehoorzaamheid, zijn enige houding is geweest. – Doch men kan deze woorden niet als hoogste hulde uitspreken zonder tevens voet te geven aan de overweging, dat het nederig luisteren niet altijd exclusief de plicht is van de onderdaan, en dat een Overheid niet altijd haar plicht volbracht heeft met zulk een mens als Gezelle (meer of minder welwillend) te dulden en hem (meer of minder welwillend) nog wat vrijheid te gunnen – om hem dan voor de rest (meer of minder welwillend) als een malloot te laten praten. Het zijn niet enkel de gezagsdragers (en allerminst de gezagsbegerigen of de met hun gezag vereerden) in wie de waarheid voor een actueel moment haar gelukkigste vertolker vindt. Daarvoor is ook wel (naast de genade van staat) een beetje genialiteit nodig, en dan van een iets verhevener allooi dan die welke aan het volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-01-2010