lijst van werken
vorige bladzijde



N E O - G O T I E K E R ? 345

vorige bladzijde die, dionysisch, de goddelijke pracht en eeuwige scheppingsweelde van mens, aarde en cosmos viert, die de aarde en het leven verheerlijkt als uit zichzelf levende en scheppende geschapenheden en goddelijke emanaties, met die religiositeit waarvoor het Christendom een scheppende opdracht en het leven een scheppend zichzelf bevestigen is geworden, dan ontwaart men als achtergrond van dit alles diezelfde fundamentele polaire levensspanning welke in Nietzsche allengs een onverzoenlijke tweespalt opleverde en eindigde met zijn noodlottig: Dionysos contra de Gekruisigde. In Gezelle werden beide realiteiten voor het eerst verzoend. Hun stemmen klinken sámen, en men hoort ze ten laatste, hoezeer geteisterd gebleven door velerlei smart, eindeloos stil verklinken aan de voeten van de goddelijke Creator. Men merke echter op: in Gezelle worden het zelfbewustzijn der scheppende persoonlijkheid en het bewustzijn der scheppende levenskrachten niet, gelijk een na-Nietzscheaans christendom wel als oplossing en verzoening beproefde, aan de voeten van de Gekruisigde neergelegd als krachten die, uit zichzelf uiteindelijk weer tot onvruchtbaarheid gedoemd (Nietzsche’s ‘eeuwige wederkeer’, en Gezelle’s ‘ongangbaar kopergeld’), alleen als vermòrzelde krachten, als offer en aanvaarde zelfvernietiging bovennatuurlijk, door Christus’ lijden en sterven, zin en vruchtbaarheid ontvangen, zodat Christus in feite en primair een beroep zou zijn op de stèrvenskracht der scheppende levenskrachten (en deze laatsten – met het zelfbewustzijn – in de grond toch weer een min of meer naïef misverstand), – neen, voor Gezelle is Christus een ondubbelzinnig en direct beroep geworden op de menselijke, door God de menselijke natuur ingeschapen positieve krachten, die, hoezeer geschonden, hoe troebel en vertroebeld in hun aandriften vaak, en spijts verlerlei tragische onmacht, nog altijd prachtig creatieve vermogens zijn gebleven en, via Christus, geroepen zijn hun zelfbevestiging en vervolmaking te bereiken in het leven met de Vader [a]. Niet aan stervenskrachten, maar aan ingeschapen scheppingskrachten vertrouwde Christus zijn scheppende waarheid toe (vgl.: ‘of velen, die daar vielen, mochten / toch onverroerbaar blijven staan’ etc. p. 301). Christus kwam ook in dit opzicht de natuur niet te niet doen. Hij miskende haar niet. Hij kwam integendeel op déze natuur een beroep doen, ook déze natuur vervolmaken. Nietzsche reageerde met zijn afwijzen op een Christendom dat deze zijde van de mens en van de religie miskende, ontkende, dat elk volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-01-2010