lijst van werken
vorige bladzijde



292 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde zijn mens-zijn vernederd (of beledigd) voelt, zijn gewetensvol afweren bedrijft zònder het troebele, malicieuze spel van zijn lagere instincten en hun motiefvervalsingen. De groten der deugd hebben, gelijk we reeds opmerkten, niet zo bijzonder optimistisch over hun deugden gedacht, en er is geen enkele reden over de deugden der middelmatigen en niet-heiligen optimistischer te denken. Dit alles is echter van weinig belang. Niet het feit dat hij een en ander te verduwen kreeg, maar de wijze waarop, de merkwaardige sfeer waarin dit verzet zich voltrok, heeft voor ons verhaal betekenis.
    Want men stelle zich dit verzet en deszelfs ontladingen niet al te gruwelijk voor, zich manifesterend met mateloos of tierend fanatisme of in een samenzwering vol boosaardigheid en krenkingen. Men schold niet doorlopend ‘grote gaai’ als men het over Gezelle had, men schold wellicht in het geheel niet. Het gruwelijke was juist dat niets de gedaante had van het gruwelijke, en het slot toch een volmaakt drama moest worden. Het was allemaal wellicht van hetzelfde allooi als de glimlach, de kleine repliek die destijds te Roeselare ‘Vanhove (en zijne soortgenooten)’ naar Gezelle liet overbrengen toen deze hem zijn Kindeke van de Dood had doen geworden. Vanhove liet antwoorden met de schimpscheut: ‘stratevlaamsch’. Men kan het Vanhove niet euvel duiden dat hij voor de poëzie van dit droefgeestige gedicht geen gevoeligheid opbracht; ook niet (misschien), dat de weerloze roep ervan niet tot hem doordrong, maar dit gekscherend invectief, dit schouderophalen als enig antwoord, tekent voldoende het grauwe, wezenloze gehalte, de innerlijke leegte en het hulpeloze van het verzet, èn: dat er van werkelijk respect (voor de mens, dichter en medepriester) geen sprake was. Neen, men tierde niet; men zei, zachtmoedig en vernietigend, en met welk een meerderheidswaan: ‘Poète! La réalité de la vie est tout autre que les illusions de votre poésie, cher confrère’. Het was logisch, dit oordeel. Maar het sinistere was, dat deze logica, dit afweren en afwijzen zonder ’n spoor van recht en respect, zonder wezen en zonder gedaante, nu juist datgene was wat Gezelle overal ontmoette, en voortdurend is blijven ontmoeten, – en móest ontmoeten in een wereld die geen reden had aan haar eigen goedheid, wèl echter alle reden aan die van Gezelle te twijfelen. Ook de maatregelen en woorden waarmee men voorkwam dat deze gevaarlijke nieuwlichter invloed kreeg, waren, behalve logisch, eveneens verre van kwaad- volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-10-2014