lijst van werken
vorige bladzijde



282 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde Gezelle een reeks gedichten te schrijven: ‘Un certain nombre de cantiques et de chansons spirituelles, à l’usage des écoles, des congrégations, et des conférences de St Vincent de Paul’, en ‘daarbij gaat dan een lang, ordelijk en tot in de kleinigheden uitgewerkt plan, onder de titel ‘Sujets à mettre en vers par Mr Gezelle’”. [8] Alle paadjes zijn nijver uitgestippeld, en het is een opdracht, omvangrijk genoeg om hem als het ware voor jaren op het goede pad en binnen de officiële geestdriften te houden: ver van de eigen gevaarlijke vervoeringen. Mgr Malou handelde hier als een vaderlijk, wijs en waakzaam kerkvorst, en uit de moraliserende betoogjes die het schema verduidelijkten, zou de beproefde Gezelle zeker nog wel het een en ander kunnen opsteken – wat betreft nederigheid en onderwerping! [c] Ook was de opdracht, op dat moment van wantrouwen en verguizing verstrekt, een min of meer openlijke uiting van onmiskenbare vriendschap, en van vertrouwen – weliswaar niet met betrekking tot de gehele Gezelle, maar dan toch met betrekking tot diens periferie en ’n beetje uit de buurt van de eigenlijke. – Dat was de eerste welwillende opdracht ener oprecht bezorgde vriendschap, en de laatste, hem verstrekt door Mgr Waffelaert, dezelfde die hem aan het eind van zijn leven rehabiliteerde door hem te benoemen tot “Bestuurder van het ‘Engelsche klooster’, een der voornaamste onderwijsgestichten te Brugge”, – de laatste opdracht hem verstrekt bestond in de vertaling van Mgr Waffelaert’s in het latijn geschreven theologische meditaties, d.w.z.: Gezelle mocht zich geven (en dit werd altijd: zichzelf uitsloven) voor de thans reeds lang vergeten wijsheden van ànderen; maar dat er in Gezelle-zelf iets aan de hand was dat tien maal wijzer en groter en belangrijker was, dat men geen beslag moest leggen – stellig niet voor andermans producten – op een leven dat zulk een sublieme binnenwereld moest verwoorden, dat werd niet, laat staan beschaamd, verstaan; voor die binnenwereld was men nog altijd beducht. En Gezelle, de eindelijk ‘gerehabiliteerde’ en ‘geaccepteerde’ Gezelle, de Gezelle die door zijn goedhartige, naïeve vriend Rembry zo gelukkig werd geprezen wegens die gelukkige wending tenslotte nog van zijn lot, Gezelle zuchtte – in dat laatste jaar van zijn leven: ‘Ik lig hier aan de keten, en zoover men mij de keten laat, zoover mag ik rondloopen’. [9] Het slot was daarmee als het begin, de laatste welwillendheid niet anders dan de eerste: de mens die hij in diepste wezen was, werd niet geaccepteerd: niet zonder beducht- volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-10-2014